Hoe lichtend kwam uit de nacht deze dag
horizon tot horizon als brandend vuur
alsof de schoonheid van een vrouwenlach
ontwaakt in puurheid van veld en natuur.
Wolken langs een lucht van azuren blauw
gewichtloos zwevend door het ruime zwerk
de velden parelend bedekt met dauw
de landman spoed zich vroeg reeds naar het werk.
Nog slaperig open ik het gordijn
en rek stevig mijn ledematen uit
wens niets dan één met het leven te zijn
op deze dag die mijn vreugde niet stuit.
Ach, ’t was allemaal droom in deze tijd
ik draai me nog om in barre wintertijd.