Oprèchter trouw


Bij jonge deernen in gevlei te komen,
De aller grootste wens der nob’le stand,
Beloofden zij de maagden schone dromen
Van glorieuze daden door hun hand

Met hun gepluimde hoeden zwierig zwaaiend
De schone wichten heldenmoed betuigen
De waarheid kenbaar artistiek verdraaiend
Zo bleek de daad voor overmoed te buigen

Wie echter roem en ere tracht te boeken
Om lieflijk schone maagden ’t hof te maken
Zal toch met leugen goden niet verzoeken
Maar nobel ‘t vrouwenhart rondborstig raken

Ach, ziet toch ridders, nob’le edellieden,
Hoe deernen schimpend, lachend u ontvlieden

Valentijnsonnet


Ach luister schone, zie mij thans hier staan
ballade zingend naast uw regenton
-als ik tenminste ook nog zingen kon-
kom, hoor met glimlach mijn gejammer aan.

Toe werp een roos vanuit uw hoog balkon
zo u mij niet wil zien zal ik vertrekken
-ik zou verdomd van kou zowat verrekken-
straks krijg ik wegens overlast een bon.

Mijn stem is geen tenor en ’t lied wat raar
’t kan niet als tophit worden aangehoord
helaas ligt dat aan die gesprongen snaar

Waarom heb jij mijn dromen wreed verstoord
ik dacht, zij gooit een rooslein naar benee
helaas, waarom die zware bloempot mee?