Gesprek met de dood


Je moet niet denken zei ik tot de dood
dat ik je ooit zou willen weren
of dat ik niet echt geloof in jou
jij zult mij steeds helpen herinneren
jij blijft als mijn schaduw
mijn hele leven trouw
zei ik tot de dood.

Je moet niet denken dat ik het niet weet
dat jij mij steeds staat te begluren
dat je eens toeslaat al duurt dat nog uren
vanachter duister gordijn
ik ken jouw stille stiekeme kuren
waar ik je niet verwacht zul je zijn
zei ik tot de dood.

Je kunt mij nooit ontlopen zei de dood
dus blijf er altijd op rekenen
dat ik je vast wel ergens tegenkom
’t zijn geen waarschuwingstekenen
rechte wegen maak ik niet krom
langs zijpaden gaan is dom
zei mij de dood.

Oké zei ik toen tot de dood
uiteindelijk zul jij wel winnen
maar denk niet dat ik voor je vrees
er is er Één die verrees
die jou verslagen heeft
De dood werd buiten zinnen
sindsdien zag ik hem nooit weer.

Één van de honderd stenen


Een zandweg vol met gaten,
hobbels en kuilen.
Hardlopen zul je wel laten,
want je valt builen.

Voorzichtig verzet je de benen.
Plaatst onzeker je voeten.
Loopt met ingetrokken tenen.
Je zult ook wel moeten.

In het midden ligt die éne steen.
Dat blijf je altijd weten.
Daaraan stootte je gevoelig je teen.
Dat zul je nóóit vergeten.

Memorandum


Hoeveel woorden hebben we gelezen
Hoeveel verhalen hebben we gehoord
Hoeveel gedachten zijn bij ons gerezen
En hoeveel hebben we weer gesmoord

Over hoeveel woorden hebben we heen gelezen
Aan hoeveel verhalen hebben we ons gestoord
Met hoeveel gedachten hebben we onszelf geprezen
Maar hebben daarmee nooit de top gescoord

Hoeveel woorden en gedachten zullen wij nog dromen
Over een toekomst vredig en ongestoord
Zullen wij weten dat, dat nooit zal komen
Als wij vergeten die éne Naam, dat éne woord