Gedachten houd ik in mijn besloten wezen
In ruimte en maten aan mij toebedeeld
In parten en kwadranten van tijd verdeeld
Gedeeld tussen grenzen van hoop en vrezen
Ze zijn niet meer of minder dan een sleur
Van alle jaren wisselende seizoenen
Die zich als de getijden verzoenen
Door de verschillen in klimaat en kleur
Als ’t langzaam herwaarts schuiven van wolken
Zowel langs strakke Pruisisch blauwe lucht
Of somber door ’t grauw firmament kolken
Voor donder of felle bliksemflits beducht
Om weer tot rust en rede te komen
Na een nacht vol slaap en zoete dromen