Drie maal


Hij stond te warmen bij het vuur,
’s morgens reeds in ’t vroege uur.
Dacht dat niemand hem zou zien,
of zou herkennen daar, misschien.

Een maagd keek hem doordringend aan
en vroeg; “Heb jij niet bij Hem gestaan?”
Hij antwoordde; “Hoe kom je er bij?”
Maar, ’t voelde hem echt niet blij.

Een ander meisje kwam, zag hem staan.
En ook die keek hem terzijde aan.
“Ik ken je, ook jij was daar in die hof”
“Ach mens, ik ken Hem niet”, zei hij grof.

De derde dienstmeid zag hem staan.
“Ja waarlijk, ook jij komt daar vandaan.
Ook jij hoort heus wel bij Hem.
Ik herken je werkelijk aan je stem”

“Ik mag, weet-niet-wat, zo ik die mens ken.
Denk je nou echt dat ik zo simpel ben?
Je zou je de ogen uit je hoofd schamen,
als je jullie beweringen zou beamen.”

Drie maal kraaide op dat moment de haan.
Jezus keerde het hoofd en keek hem aan.
Beschaamd heeft hij het hoofd gebogen
en is vol berouw toen weggetogen.

Drie maal heeft de haan toen gekraaid,
voor dat Jezus zich heeft omgedraaid.
Drie maal zondigen was slechts even.
En drieduizend maal heeft Jezus vergeven.

Wie was die mens, die toen daar stond?
Daar ’s morgens in de vroege ochtendstond.
Was het één van Jezus’ discipelen wellicht?
Ik kon moeilijk zien, er was zo weinig licht.

Ik zag nooit schoner muze


Ik zag als schim van verre haar reeds komen, schone mijner dromen
nog hoor ik klank van haar welluidend lach als zang van verre komen.
O, wonderbare schone muze, allermooiste droom van elke tijd,
je zang als duizend nachtegalen, vol melodie en vrolijkheid

Geluk dat ik je mocht beminnen, wandelend in bos en velden
genietend samen stralend zomerweer op paarse heidevelden
bewonderend het heideroosje, luisterend naar zoemende bijen
stiekem tussen struiken in liefdestaal geheimen delen en vrijen

Mijn muze die ik bemin


Hoe lief is mij de muze die ‘k bemin
ze komt van over veld of door het bos
als bruid in wit, op haar wang gezonde blos
een schoonheid stralend als een zongodin

van verre brengt ze mij het ritmisch lied
vertolkt door vogels in kruinen der bomen
en ’s nachts verrijkt haar lieve stem mijn dromen
zodat ik ’t hele etmaal haar bestaan geniet

haar zang en dans beroert naar ieders zin
haar lach welluidend als het harpenspel
van componisten als Mozart of Chopin

mijn muze is mijn lief mijn metgezel
ik weet niet wat ik zonder haar zal schrijven,
mijn muze, eeuwig wil ik bij haar blijven

Vervlogen tijden


De tijd wat is de tijd dan vliegen, door te rennen,
om steeds terug te zien wat was en verder gaan
nog meer gebruik van tijd en niet te blijven staan
dat is verloren tijd en moet je niet aan wennen

de tijd, de tijd jaagt voort en kent noch tijd noch rust
onzeker is de klok die onze tijd bepaalt
van ’t komen en gaan de tijd wordt duur betaald
is reeds in vroege ochtendstond op jacht belust

doch bij het gaan der jaren vergrijst vervliegt de tijd
en kunnen wij nog slechts kleine uren sparen
die ons nog zijn bedeeld in snippers toebereid

was tijd geen spiegeling van hoop in onze jaren
dat is waarom wij nooit en nimmer konden vermijden
verdriet in alle eeuwigheid van vervlogen tijden

Eeuwig blijvende hoop


Over strand langs branding
uitziend over deinende zee
gaan ook gedachten in ritme
van rollen der golven mee

volgen vogels tot de horizon
in zwevende glijdende vlucht
als ware luchtacrobaten
langs grauwe herfstlucht

en stil volgt mijn brein
in hoop en fantasie
alsof ik over verre kim
glanzend gouden toekomst zie

Droomfantasie


Woorden verwaaien met de wind
als vogels tussen wolken gedreven
met fantasie in stand gebleven
door de eenvoud van een kind.

En door het schemerlicht der avond
reist zacht de vurige gloed hen na
tot duister van de nacht valt weldra
de zon verdwijnt achter de horizont.

In stilte trekt de nacht zijn gordijn
geen woorden worden nog gehoord
de wereld lijkt uitgestorven te zijn

geen droom wordt thans verstoord
toch blijven door fantasie van het kind
de woorden zweven ergens in de wind.

Samen leven


In afzondering en stilte van de morgen
mijmer ik hoe een wereld vol vrede is
nergens oorlog, twist, onenigheid of gemis
enkel slechts liefde begrip en geen zorgen.

Mensen die leven met en voor elkaar
genieten van rust in natuur en op aarde
ieder laten zo hij is in eigen waarde
op een wereld zonder bedreiging of gevaar.

Wij mogen toch van elkaar verschillen,
ieder mens is geboren met eigen aard
maar wij zijn die rechten aan het verspillen

hebben samenleving met eisen bezwaard.
Ik verlang naar beloofde tijd die zal komen.
Zo zit ik ‘s morgens in stille tijd te dromen.

Tijdwissel


De natuur voegt zich naar de tijd van ’t jaar
in zichtbare afzondering en gesloten ogen
somber grijs zonder vooruitzicht
toekomst stil verholen
in mist en nevel.

Wat is geweest en was dat sluit zij af
met somber herinnerend zwijgen
achter grijs verhullend gordijn
laat aan de toekomst
de nevels klaren

Het zijn niet onze woorden


Het zijn niet onze woorden, Heer.
Woorden, waarop de wereld wacht.
Woorden, die spreken van Uw leer.
De woorden van Uw troost en kracht.

U zelf hebt ons Uw woord gegeven.
Woorden waarnaar wij dagelijks vragen.
Uw woord, voor ons ten eeuwig leven.
Uw woord, waarin U ons wil dragen.

Uw woord van liefde, iedere dag.
Liefde, die U tot ons wil richten.
Uw liefde, die ons vult met ontzag.
Liefde, die ‘t duister op doet lichten.

Geef iedere dag Uw liefdeswoorden.
Geef ons, naar U, een luisterend oor.
Geef, dat ons Uw klanken bekoorden,
In afhankelijkheid ons hele leven door

Heb jij die Mens daar ook zien staan?


Heb je die mens daar ook zien staan?
Hij zei niets, keek je alleen maar aan.
Alleen zijn ogen spraken genoeg
en toonden alle verdriet dat hij droeg.
Heb jíj die mens daar ook zien staan?

Heb je die mens daar ook zien staan?
Hij stond daar, niemand trok Zijn lot aan.
Zijn ogen vroegen begrip voor zijn verdriet.
Is er niemand die zijn onschuld ziet?
Heb jíj die mens daar ook zien staan?

Heb je die mens daar ook zien staan?
Zien staan daar voor zijn plagen?
Ben jíj niet naar hem toe gegaan?
Durfde je niet naar zijn rechten vragen?
Heb jíj die mens daar ook zien staan?

Heb je zijn stille klacht ook gehoord?
En, heb jij toen ook stil gezwegen?
Gezwegen, het hoofd gebogen zonder woord,
omdat je eigen schulden zo zwaar wegen.
Zég, heb jíj die mens daar óók zien staan?

En……., wat deed jíj daar aan??

Ook ik heb die mens zien staan.
Ook naar mij heeft hij omgekeken.
Ook ik ben niet naar hem toe gegaan,
en ben niet voor zijn zorgen bezweken.
Ja, ook ík heb die mens zien staan!

Ook ik heb die mens zien staan,
maar dacht; “Moet ik dan voor hem zorgen?
Hij kan zijn eigen weg toch gaan?”
Mijn angsten, voor zijn vervolgers verbor¬gen
en….., beschaamd ben ik weggegaan!!!

Já….., ook ík heb die mens daar zien staan,
en……, ook ík heb níéts gedaan!!!

Levensduur van gedichten


Als een windzucht
die het water beroert
even een spiegel rimpelt

rode herfstblaadjes
van bomen plukt
en weg laat dwarrelen

het gras laat golven
over vlakke velden
en streelt het gele riet

op tafel een bladzij
van een boek omslaat,
daarna verdwijnt in niets,

zijn gedachten geschreven
in mijn gedichten
en worden snel vergeten.

Prijs der economie


Hier herleeft weer het verleden
vrijheid en ruimte uit mijn jeugd
afbeelding zeldzaam in het heden
doet mij dit thans pijn en deugd

de rust op platteland gevonden
eenheid van natuur en dier
door tijdsdruk en economie geschonden
het interesseert de mens geen zier

waar ’t vee in alle rust liep te grazen
de tijd soms stil leek te staan
ziet men nu auto’s over wegen razen
de productie moet steeds sneller gaan.