Hij stond te warmen bij het vuur,
’s morgens reeds in ’t vroege uur.
Dacht dat niemand hem zou zien,
of zou herkennen daar, misschien.
Een maagd keek hem doordringend aan
en vroeg; “Heb jij niet bij Hem gestaan?”
Hij antwoordde; “Hoe kom je er bij?”
Maar, ’t voelde hem echt niet blij.
Een ander meisje kwam, zag hem staan.
En ook die keek hem terzijde aan.
“Ik ken je, ook jij was daar in die hof”
“Ach mens, ik ken Hem niet”, zei hij grof.
De derde dienstmeid zag hem staan.
“Ja waarlijk, ook jij komt daar vandaan.
Ook jij hoort heus wel bij Hem.
Ik herken je werkelijk aan je stem”
“Ik mag, weet-niet-wat, zo ik die mens ken.
Denk je nou echt dat ik zo simpel ben?
Je zou je de ogen uit je hoofd schamen,
als je jullie beweringen zou beamen.”
Drie maal kraaide op dat moment de haan.
Jezus keerde het hoofd en keek hem aan.
Beschaamd heeft hij het hoofd gebogen
en is vol berouw toen weggetogen.
Drie maal heeft de haan toen gekraaid,
voor dat Jezus zich heeft omgedraaid.
Drie maal zondigen was slechts even.
En drieduizend maal heeft Jezus vergeven.
Wie was die mens, die toen daar stond?
Daar ’s morgens in de vroege ochtendstond.
Was het één van Jezus’ discipelen wellicht?
Ik kon moeilijk zien, er was zo weinig licht.