In het zonnig aangename lenteweer
vormt de aarde weer kleurrijke bloemenkransen
waartussen vele vlinders als elfen dansen
bijen bevruchten bloesem van appel of peer
voorjaar, ’t seizoen van warmte en jong leven
heel de wereld trekt haar schoonste bruidsjurk aan
mensen, jong en oud, ziet men door velden gaan
nu kan het nog, dikwijls duurt het slecht zo even
ik vraag me af wie ons dit heeft toevertrouwd
wie zorgt voor groei en bloei dezer overdaad
misschien omdat Hij voor altijd van ons houdt
dat Hij ons met deze goedheid overlaad
en slechts uit dankbaarheid vouw ik mijn handen,
als het aan ons lag, zouden wij al snel stranden.
Zou zodra de schepping
niet meer van U is
de aarde nog groen vertonen
de rivieren stromen
of de zee met
eb en vloed ‘t land omzomen?
Als de schepping
van de mens was Heer.
Zou het groen nog leven?
Plant en dier de aarde bevolken?
Water door rivieren stromen?
Vanwaar zou de liefde nog komen?
Een zon, een maan, een hemel zo blauw
een wereld vol bomen, planten, bloemen
schoonheid vanaf vroege morgendauw
de hele dag te veel om op te noemen.
Vogels in de lucht en dieren op het veld
in eigen soort en specifieke levenswijze
sterren aan de hemel allemaal geteld
schepselen die hun Schepper prijzen.
Mens geplaatst als rentmeester en kroon
geniet al deze wonderen op heel de aard
verzorg de schepping in al haar schoon
dat ze voor uw nageslacht blijft bewaard.
Ik mijd diepte van duistere nacht
waar maan noch sterren schijnen
vreugd noch liefde wordt verwacht
hoop en verlangen verdwijnen
waar slechts in schaduwloosheid
de wereld leeft in egocentrisch wezen
voor hen die leven in argeloosheid
alleen het onheil valt te vrezen.
Ik zoek het licht der zonnige dag
de warmte van de zonneschijn
de vrijheid en de blijde lach
waar mensen voor elkaar er zijn
in liefde als een sociale droom
en weten waarvoor de wereld is
samenvloeiend tot één stroom
dan krijgt de schepping weer haar betekenis.
Een wereld heb ik als een tuin gezien
vol bomen, heldere beken en bloemen
met paden gekleurd als nooit voordien
en klanken te schoon om op te noemen
een licht bescheen de hof van alle kant
schaduwen onder lommerrijke bomen
ik werd geleid door vriendelijke hand
naar plaatsen waar men van kan dromen.
Vanmorgen heb ik de vrede weer begroet
in morgendauw, zonneschijn en vogelvlucht
en in menig windvlaag heb ik ontmoet
een zachte stem die verspreidde het gerucht
dat alle leven hier bij ons op deze aarde
onder één naam samen was te noemen
allen en ieder in zijn eigen waarde
als Gods schepping slechts is te roemen.
Een lente vol bloesems en vol bloei
met jong leven overal in groene
malse weiden met tooi van kleuren
en belofte voor schone zomer.
En in dank vouwden wij de handen.
Tuinen vol bloemen in alle pracht
van kleuren en vormen om ieders
ogen te strelen en hart te verblijden
granen die rijpen tot aren zo vol.
En in dank vouwden wij de handen.
Bossen verven zich met gele, bruine
en rode bladeren en dieren zoeken
hun winterverblijf in holen of holten
in bomen of vertrekken naar zonnig zuid.
En wij danken voor alles de Here.
Tijd is gekomen dat planten verwelken
en oogst van granen en vruchten
en dieren die weer naar binnen gaan
en het veld blijft troosteloos leeg staan.
En wij vragen om nieuwe toekomst.
Wij zoeken wijsheid en wetenschap
willen weten hoe het leven is ontstaan
en zijn in menig opzicht ook heel knap
zo veel ontdekkingen hebben wij gedaan
machines die ons overal ten dienste zijn
waarmee wij onze eigen wereld bouwen
schrijven vindingen toe aan ons brein
en beveiligingen waar we op vertrouwen
maar hoe de kosmos is ontstaan
blijft voor onze logica een raadsel
geen mens heeft bij de oorsprong gestaan
kent materie van universum of uitspansel
wel beweert men kennis te bezitten
hoe het heelal ooit is ontstaan
bewijs is men nog steeds aan ’t spitten
theorieën kunnen steeds verder gaan
ik denk dat we het ware intellect kennen
niet door wetenschap of aardse waarden
maar doordat we er eens aan wennen
dat werkelijke wijsheid ligt in ’t aanvaarden.
De horizon licht, de dag is aangebroken
in kale bomen klinkt nu schuchter lied
en tere bloemen zijn uit d’ aard ontloken
een milde bries beweegt nu zacht het riet.
De kleur keert langzaam over grauwe velden
alsof het leven uit de dood herrijst
de tijd herleeft als toen woorden vertelden
dat d’ aarde leeft en zijn schepper weer prijst.
Dat doet ons weer de warme zomer wachten
en klinkt ’t nieuwe lied uitbundig, luid en klaar
dan lengen de dagen en korten de nachten
dan is in ’t nieuwe licht ’t leven niet meer zwaar.
de aarde houdt het leven niet meer gevangen
de bloemen bloeien, vogels zingen hun zangen.
U laat de vogels zingen
Bloemen zo schoon
kleuren heel het veld
als eens het Paradijs
wilt U de aard weer sieren
opdat wij iedere dag vieren
’t geluk op onze levensreis.
Hoe dikwijls heb ik daar niet stil zitten dromen
daar op die oever aan de rand van het meer
glans en spiegeling verwonderden steeds weer
in weerschijn van lucht, zon, wolken en bomen
bewonder reine lelie ontsproten uit ’t diep
ontworsteld aan slip het donker ontvloden
telkens weer kun je mij in extase noden
tot dank aan Hem die jou eens in leven schiep
O laat mij hier in vrede nog jaren blijven
hier op deze vredige schone plek
die ik als paradijselijk kan omschrijven
het ideale oord, een plaats zonder gebrek
een wereld vol van goddelijke natuur
waar ik genot zal vinden tot aan mijn laatste uur.
Gevoel tussen jou en mensen
vrijheid in wezen en beeld
waar paradijselijk schoon
belooft door kussen en liefde
met onverdeeld geluk.
In stralend blinken en glanzen
boven schepping van schone
bloemenpracht en fluweelzacht
ingelegd als in broos saffier
met gloed der eeuwen bedacht.
Met zachte weemoed in je ogen
verdrijvend aardse duisternis
leer ons te lachen om duizend
angsten en geef kracht door bewijs
dat schepping werkelijkheid is.