Herschapen woestijn


Waar mensen uitgangspunt noch geloof bekennen
Is ’t leven als een dorre doodswoestijn
Daar kan een hart niet offervaardig zijn
Maar zich verdroogd verdord van God afwenden

Een dode vlakte, ergens in een kloof
Daar kan geen zon of licht de aren rijpen
Slechts ‘t duister zaad kan daar zich vergrijpen
Ontzien door ’t kwaad, gereed voor moord en roof

De dorre vlakte zal toch eens herrijzen
Besproeid, gedrenkt door held’re fonteinen
Daar hoort men alle leven de Here prijzen

Verschil is daar niet tussen groten of kleinen
In vrede zal de schepping dan weer leven
De zonde weggedaan, het kwaad verdreven.