Ook ik was daar


Ook ik was daar slapend
in de hof van Gethsemane
heb mij niet gewapend,
waakte niet met mijn Heiland mee.

Ik ben gevlucht
door angst bezeten
en heb verzucht,
niets van Hem te weten.

En voor ’t Sanhedrin
durf ik niet te pleiten,
stond ik bevreesd achterin,
voelde slechts zelfverwijten.

Maar van ‘t kruis op Golgotha
zag Hij vol liefde op mij neer,
zei; “Ik maak plek naar waar ik ga,
zie ook jou daar dan weer”

Er schijnt een helder licht


Donker was de afgesloten grafspelonk
waar wij verdrietig rouwend stonden
en Hij lag die de bittere beker dronk,
die vrijwillig boette voor onze zonden.

Afgesloten was onze toekomst en hoop
gestorven aan het kruis op Golgotha
nu staan wij hier in schuld en wanhoop
geen uitzicht meer op liefde en gena.

Een grafsteen scheidt ons van Zijn licht
Romeinse wachters houden ons tegen
Gods Gena schijnt zich tegen ons gericht
met die ene steen sloot Hij alle wegen.

Maar plots uit de hemel een helder licht
en de wachters vallen als levenloos neer
Gods Zoon werd uit de doden opgericht
uit het graf schijnt helder ‘t leven weer.

Pessimistisch


Waarom zo zwijgend en zo somber vriend
Waar is je opgetogen opgewekte aard
De wereld is niet dolgedraaid de zon is niet verdwenen
Na iedere nacht komt weer een dag
Er is nog nooit een dag geweest
Die niet door zon is beschenen

En elke dag hoor ik weer vogels zingen in de bomen
En aan de hemelkoepel kleurt weer blauw
Witte wolkjes die in blauwe weide vrolijke springen
Langzaam verdrijft voorjaar winterse kou
Kom, het hoofd weer opgeheven
Laat je verleiden tot vrolijke lach, geniet weer van de zon

Geduld, geduld…


Eens zullen bloemen bloeien
en bomen in blad weer staan
jonge dieren in ’t veld stoeien
wij samen de paden op gaan.

Dan zal ook de zon weer stralen
met golven warmte en licht
dan zal ik niet talmen of dralen
te schrijven een kleurrijk gedicht.

Over liefde, genot in de natuur
klanken van menig vogelkoor
de heldere lucht als azuur,
maar eerst moeten we de winter door.

Zoektocht door stilte


Steeds ben ik op zoek naar eigen ik
een zijn dat ergens in mij is
weten in stille gedachten
die geen woorden vinden
geen uitweg van mijn hart

zonder spiegeling van geest
beweging of vooruitgang
in mijn aller diepste wezen
eenzaam schuilen in donkere hoek
slechts in mijzelf opgesloten

tot licht het voorhang scheurt
van boven naar beneden
mij toegang geeft tot zonneklaar
warmte voor nieuw leven
dan ken ik mij, ben niet meer een wees.

De weg is nog lang


Mijn jonge jaren zijn voorbij gegaan
Maar ook nu heeft de tijd zijn bekoring
Bij ‘t verleden wil ik niet stil blijven staan
Waarom zou ik de uren, dagen, maanden
Betreuren zonder de toekomst af te wachten
De weg is nog lang

En nu toch de horizon nadert
Blijft nog steeds de hoop bestaan
De hoop op vrede, liefde en oprechtheid
Daarom, blijf niet bij het verleden staan
Ook nu nog heeft de tijd zijn bekoring
Kom, de weg is nog lang

Over de horizon gloort de nieuwe dag
Daar schijnt de hoop,
De vrede, leeft de liefde
Kom, de toekomst wenkt
En de weg is nog lang.

Storm van emotie


De stilte vraagt storm te tieren
orkaan met razend geweld
daar het zwijgen zal ontsieren
de doden die zijn geteld.

Laat dan het hart schreeuwen
om rechtvaardigheid en recht
voor wezen en weeduwen
en ieder die wordt geknecht.

Schaf recht aan rechtelozen
bied hulp die behoeftig zijn
die vrijheid hebben verkozen
boven onrecht en venijn.

Geef voedsel aan de armen
laaf hen met brood en wijn
laat hen in uw huis warmen
dan zal de storm geluwd weer zijn.

Droevige Pierrot


Als ledenpop voel ik mij
slap over waslijn hangen
een droevige Pierrot
die zijn tranen laat drogen
in koele herfstzon.

Een afgedankte clown
ver van geliefde verwijderd
een stem zonder klank
geen muziek om te spelen
adem zonder lach.

Waar is mijn liefste
die mijn lippen weer krult
bij muziek van mijn viool
dansend bij licht der maan
op galabal onder sterren.

Titanenstrijd


Langzaam trekken velden dicht
met nevellaken waar vanaf de kim
lage rode vuur zijn schijnsel licht
en golven rood als bloed
die onthullen dat strijd is gestreden
en helios zijn nederlaag geleden

nieuwe heerser met kleurrijke banier
schildert veld en bos in vele tinten
hervormt de wereld op zijn manier
en toont bomen naakt als de titanen
dromerig wachtend op ’t keren van de tijd
met bloedend kroost nog aan hun voeten.

Tussen koning winter en lente fee


Warme tranen spoelen witte kou
stromen langs glas en smelten
onrust van mijn hart uit sloten
kabbelen over stroeve wegen
schilderen velden in aquarel
scherpen randen van de beken.

Aarde neemt de tranen op
en zal weldra in pasteltinten
als dank voorjaar ontplooien
met strelende zonnestralen
kou uit plas en sloot ontdooien
leven weer in warmte vertalen.

Stralende schepping


In duizend vogelzangen
hoorde ik Uw stem vanmorgen
mocht ik de dag ontvangen
na nachtrust vrij van zorgen
weer genieten op Uw aarde
op een dag vol stralende zon
in dank dat U mij bewaarde
zodat ik U weer prijzen kon

Heer deze dag wilt U weer geven
als een groot hemels precent
mag ik weer in Uw genade leven
in zekerheid dat U bij mij bent
zoals de vogels zingen hier op aarde
bij het krieken van Uw zon
bevestigt U ook vandaag de waarde
toen deze stralende dag begon.

Seizoenverwachting


Onzichtbaar waaide het aan in de wind
in kruinen van bomen golvend door riet
ver langs de horizon in het verschiet
in vroege ochtend met de westenwind

en ik voel het onstuitbaar verlangen
te gaan langs water door bossen en veld
waar reeds het eerste teken zich meld
komend seizoen in de lucht lijkt te hangen

helaas is de temperatuur nog te laag
trekken langs de hemelboog nog wolken
‘s morgens rijst vanaf de kim de zon traag

terwijl vogels verwachting niet vertolken
met een vrolijk opgewekt ochtendlied
ofschoon men aan bomen jonge scheuten ziet.

Februari


Ik kan er niks aan doen,
ik verlang alleen naar ’t voorjaar.
Naar ’t jonge tere groen.
Jonge dieren in de wei bij elkaar.

Hier en daar gaat ’t er op lijken,
als je krokus en sneeuwklok ziet.
Dan denk je, de winter gaat wijken,
aan de temperaturen merk je ’t niet.

Steeds drijven nog te veel wolken,
voor de schaarse momenten zon.
Slechts in gedicht kan ik vertolken,
hoe graag ik wilde dat de lente begon.

Toch kan ik best nog even wachten
en mij vermaken met de eerste bloem,
zoals de krokussen teder lachten,
om het allereerste bijengezoem.

Maar helaas is de lente er nog niet.
Eerst komen nog de buien in maart
en al komt de lentezon in verschiet
toch roert maart z’n winterse staart.

Depressief wil ik er niet om wezen,
bij de kachel vermaak ik me best.
Heb ik ook de tijd om eens te lezen.
Als de zon schijnt doe ik wel de rest.

Zoekend naar idealen


De zon, de witte landerijen,
De eindeloze horizon
Dat is het land waar ik ben geboren
Mijn prille leven eens begon
De ruime velden bekleed in wit tenue
Waar, als straks de seizoenen wisselen,
Het nieuwe leven weer tevoorschijn komt

Mijn hart ligt daar in kleine dorpen
Ergens verspreid over het vlakke land
Niet opgesloten tussen vele muren
Maar in polder en oeverlanden
Heb ik voorgoed mijn hart verpand.