Donker was de afgesloten grafspelonk
waar wij verdrietig rouwend stonden
en Hij lag die de bittere beker dronk,
die vrijwillig boette voor onze zonden.
Afgesloten was onze toekomst en hoop
gestorven aan het kruis op Golgotha
nu staan wij hier in schuld en wanhoop
geen uitzicht meer op liefde en gena.
Een grafsteen scheidt ons van Zijn licht
Romeinse wachters houden ons tegen
Gods Gena schijnt zich tegen ons gericht
met die ene steen sloot Hij alle wegen.
Maar plots uit de hemel een helder licht
en de wachters vallen als levenloos neer
Gods Zoon werd uit de doden opgericht
uit het graf schijnt helder ‘t leven weer.
Waarom zo zwijgend en zo somber vriend
Waar is je opgetogen opgewekte aard
De wereld is niet dolgedraaid de zon is niet verdwenen
Na iedere nacht komt weer een dag
Er is nog nooit een dag geweest
Die niet door zon is beschenen
En elke dag hoor ik weer vogels zingen in de bomen
En aan de hemelkoepel kleurt weer blauw
Witte wolkjes die in blauwe weide vrolijke springen
Langzaam verdrijft voorjaar winterse kou
Kom, het hoofd weer opgeheven
Laat je verleiden tot vrolijke lach, geniet weer van de zon
Mijn jonge jaren zijn voorbij gegaan
Maar ook nu heeft de tijd zijn bekoring
Bij ‘t verleden wil ik niet stil blijven staan
Waarom zou ik de uren, dagen, maanden
Betreuren zonder de toekomst af te wachten
De weg is nog lang
En nu toch de horizon nadert
Blijft nog steeds de hoop bestaan
De hoop op vrede, liefde en oprechtheid
Daarom, blijf niet bij het verleden staan
Ook nu nog heeft de tijd zijn bekoring
Kom, de weg is nog lang
Over de horizon gloort de nieuwe dag
Daar schijnt de hoop,
De vrede, leeft de liefde
Kom, de toekomst wenkt
En de weg is nog lang.
Langzaam trekken velden dicht
met nevellaken waar vanaf de kim
lage rode vuur zijn schijnsel licht
en golven rood als bloed
die onthullen dat strijd is gestreden
en helios zijn nederlaag geleden
nieuwe heerser met kleurrijke banier
schildert veld en bos in vele tinten
hervormt de wereld op zijn manier
en toont bomen naakt als de titanen
dromerig wachtend op ’t keren van de tijd
met bloedend kroost nog aan hun voeten.
Warme tranen spoelen witte kou
stromen langs glas en smelten
onrust van mijn hart uit sloten
kabbelen over stroeve wegen
schilderen velden in aquarel
scherpen randen van de beken.
Aarde neemt de tranen op
en zal weldra in pasteltinten
als dank voorjaar ontplooien
met strelende zonnestralen
kou uit plas en sloot ontdooien
leven weer in warmte vertalen.
In duizend vogelzangen
hoorde ik Uw stem vanmorgen
mocht ik de dag ontvangen
na nachtrust vrij van zorgen
weer genieten op Uw aarde
op een dag vol stralende zon
in dank dat U mij bewaarde
zodat ik U weer prijzen kon
Heer deze dag wilt U weer geven
als een groot hemels precent
mag ik weer in Uw genade leven
in zekerheid dat U bij mij bent
zoals de vogels zingen hier op aarde
bij het krieken van Uw zon
bevestigt U ook vandaag de waarde
toen deze stralende dag begon.
Onzichtbaar waaide het aan in de wind
in kruinen van bomen golvend door riet
ver langs de horizon in het verschiet
in vroege ochtend met de westenwind
en ik voel het onstuitbaar verlangen
te gaan langs water door bossen en veld
waar reeds het eerste teken zich meld
komend seizoen in de lucht lijkt te hangen
helaas is de temperatuur nog te laag
trekken langs de hemelboog nog wolken
‘s morgens rijst vanaf de kim de zon traag
terwijl vogels verwachting niet vertolken
met een vrolijk opgewekt ochtendlied
ofschoon men aan bomen jonge scheuten ziet.
De zon, de witte landerijen,
De eindeloze horizon
Dat is het land waar ik ben geboren
Mijn prille leven eens begon
De ruime velden bekleed in wit tenue
Waar, als straks de seizoenen wisselen,
Het nieuwe leven weer tevoorschijn komt
Mijn hart ligt daar in kleine dorpen
Ergens verspreid over het vlakke land
Niet opgesloten tussen vele muren
Maar in polder en oeverlanden
Heb ik voorgoed mijn hart verpand.