Een schim zoals ik haar van verre reeds zag komen
Reeds hoorde ik haar vrolijk sprank’lend blijde lach
Een schoonheid, schoner dan de schoonste uit mijn dromen
Nog mooier stralend dan ik ooit ter wereld zag.
Gelukkig heb ik haar in veld en bos bemind
Op paden tussen groene akkers, over heide,
Op stille plaats die men nog zelden ergens vindt
Als ‘t schone paradijs met haar aan mijn zijde.
Wij liepen langs rivier met oevers wuivend riet
Op ‘t stromend water voeren wij met schepen
In bomen klonk uit vogelkelen uitbundig lied
Door aangename rust werd ik aangegrepen.
Ze is en blijft voor mij het voorbeeld van bevrijden
Mijn muze, blijf mij heel mijn levenlang geleiden.