Wie zijn toch die mensen


Wie zijn toch die domme mensen
Die strijden om rijkdom en macht
Met steeds hogere eisen en wensen
Hoewel zij baden in weelde en pracht

Wie zijn toch die arme mensen
Die denken boven ieder te staan
Terwijl velen hen verwensen
En hen liever ver weg zien gaan

Wie zijn toch die rijken
Die bulken in het geld
Maar toch steeds meer op willen strijken
Niet goedschiks dan maar met geweld

Wie zijn al die “Stillen in den lande”
Die met vrede alleen gelukkig zijn
Noch vorst noch dictator die hen verbande
Maar die kennen van ’t mijn en dein.

Allen zijn ’t individuen
’t Zij goed of ’t zij kwaad
De één eenvoudig de ander mondain
Allen op één aard. Maar waarom zoveel haat?

Illusionaire dromen


Passerend duistere nachten
Verschijningen als schim
Die honend en spottend lachten
Tot ochtendgloren aan de kim

Illusies zijn als dromen
Draaikolken van vuur en wind
Hoop dat het zover zal komen
Dat eens de wereld vrede vindt

Het zijn filosofische gedachten
In wisselvallige vluchtigheid
Nachtelijke dromen die wachten
Iedereen van spanning bevrijd

Mensen die hopen en verlangen
De uitkomst van hun dromen
In zekerheid te ontvangen
En heel de wereld zullen overstromen.

Woorden herinneren


Woorden die ik droomde
De mooie herinneringen aan jou
In liederen en schone teksten
Het ritme, metrum en menig metafoor
Zoals de muzen zongen
Een streling voor het gehoor

Als handen die strelen het lichaam
Beroerend de mond als een zoen
Verwarmend het hart omarmend de ziel
Denken aan herkenning van jouw ogen
Nog horen je lieve woorden van toen

Veranderende tijd


Ruime zeeën van komende etmalen
Die geluiden van onze ziel versmelten
En hoorbaar tot hartstocht en liefde smelten
En eendrachtelijk ons geluk verhalen

Laat dan in het zonlicht de tijd ontmoeten
In een turbulent gebeurtenis verdwalen
En in woorden van deze tijd vertalen
Thans dat nieuwe tijden elkaar begroeten

Nachtelijk duister wordt verwijderd tot licht
Toont ons een schone oase van kleuren
En klanken komen tot ons als een gedicht

Harten worden bewerkt tot open deuren
Wijl men armen in warmte om schouders slaat
Droevige zielen niet in de koude laat

Vurige Geest


Een vuur is ontstoken
Die verwarmt ons met heilige gloed
Geest die zorgt dat ons niets heeft ontbroken
Een Geest die ons met liefde voedt

Geest van Vader en Zoon
Die ons ware liefde leerde
Met Heilig vuur kroonde als een icoon
Elk mens als Gods kind adopteerde

Geest die alle mensen steun wil geven
Verheft uit alledaags verdriet
Ontheft van zware lasten in hun leven
Die ieders moeilijkheden ziet

Heilige Geest wilt U ons leiden
Op die lange reis naar Vaders huis
Waarheen wij mogen gaan na bevrijden
Door de Zoon verlost aan het kruis

Levensruimte


Ik zou niet anders kunnen leven
Dan op de weidse vlakke landen
In vrijheid op de frisse dreven
Achter duinen en blanke stranden

Waar je de roep der weidevogels hoort
Langs rivieren een kraag van riet
Waar de zang der karkiet het oor bekoort
En menig één ten volste geniet

Hoe anders leeft de mens in steden
Tussen stenen en beton
Waar menigeen reeds door gassen leden
Of ziek werden door gebrek aan zon

Nee, geef mij de frisse lucht van buiten
Ver van rumoer en uitlaatgas
Daar hoor je dus de vogels fluiten
Daar merk je; “Hier leeft men pas!”

Leven als dromer


Geef mij de dromen van de nacht
Bij ’t helder licht der zon
Fantasie dat de maan naar me lacht
Dat ik de talloze sterren tellen kon

Geef mij de zon in mijn dromen
Helder licht in duistere nacht
Een muze die tot mij wil komen
Schoonheid die lieflijk lacht

Laat mij leven als dromer
En laat mij zo ’t leven aanschouwen
Gelukkig en blij in warme zomer
Een eigen luchtkasteel bouwen

Kom muze ga met mij mee
Laten wij de schoonste liederen zingen
Hand in hand over ’t strand langs de zee
In de branding met de golven swingen

Ideale dag


Ochtendgloed begroet ons in gouden glans
Beschijnt smaragdgroen veld bedauwd met vele zirkonen
Een nieuwe dag met nieuwe levenskans
Een wereld om met vreugde in te wonen

En iedere dag begint met nieuw leven
Aria of blijspel uit vrolijke opera in vele vogelzangen
Geheel prodeo ons gegeven
Door geen menselijke compositie te vervangen

En langs azuren blauwe hemelboog
Drijven met goud omrande wolken aan
Of staat na regen een schone regenboog
Zo is de hele dag een wisselend spel van zon en maan

Ware schoonheid


Schoonheid straalt ons te gemoed
Als wij hemelse zalen betreden
In de hemel is straks alles goed
Na wat wij op aarde leden

Een stad gebouwd van louter goud
Omsloten met paar’len poorten
Tempels van blank cederhout
Edelsteen in de mooiste soorten

Ontvangen worden wij met tamboerijn en fluit
En drinken wijn uit kristallen glazen
Elk wordt verwelkomt door de bruid
Leeuw en lam zien wij tezamen grazen

Hoe anders is de hemel ingesteld
Omdat aardse waarde daar niet is
Het is slechts liefde die daar telt
En niemand voelt aan rijkdom daar gemis

Vuur van geluk


Uw Geest wil eeuwig ons verwarmen
Een vuur van louter liefde zijn
En brengt ons eens in Uw armen
Toont ons gelijkheid, groot of klein

Laat ons door Uw Geest liefde tonen
Aan ieder mens om ons heen
Ook hen die ons smalend honen
In Uw schepping hebben wij zoveel gemeen

Wij vragen om Uw Geest ook al verdienen wij die niet
Maar laat ons in eerbied diep buigen
Als U onze zonden ziet
Wil ons ook dan van Uw genade overtuigen

Dank U dat niet wij maar door Uw Geest
Uw woord mogen verbreiden
Ondanks dat wij dikwijls afvallig zijn geweest
Ons steeds weer door Uw Geest wil leiden

Drie-eenheid van Uw Geest


Een vreugdevuur heeft U ontstoken
Een gloed die mij tot daden dwong
Een zekerheid dat Uw verbond niet is verbroken
Een lied dat uit het diepst van mijn hart ontsprong

Als een zachte streling van een bries
Het voelde als heling om mij heen
Alsof U adem mij nieuw leven in blies
Uw liefde hield mij op de been

Er kwam een frisse regen in mijn ziel
Regen die wind en vuur niet kon doven
Uzelf voorkwam dat ik U afviel
Daardoor ben ik steeds in U blijven geloven

Eens was de aarde het paradijs


Eens moet de aarde paradijs zijn geweest
Parken vol palmen en bomen
Lanen met aan weerszijde bloemenfeest
Heldere fonteinen om bij weg te dromen

Overal dieren die vredig samen grazen
Nergens angst, nergens gevaren
Geen criminelen die op winsten azen
De lucht bezwangerd met geluid van snaren

Is eens de wereld zo liefelijk geschapen
Zo vol liefde, zo wonderlijk schoon
Zo zonder haat, zo zonder wapen
En is het heden nu het verdiende loon

Toch blijft het geloof en hoop op liefde
Geloof in een God die zag dat het goed was
Hoop op eeuwige vrede waar niemand griefde
Eens wordt weer de aarde zo ’t paradijs was

Spookletters


In het holst van duistere nacht
Hoor ik ze sluipend komen
Bespringen mij als waterstromen
Eerst luid en dan weer fluisterzacht

Ze komen door muren breken door deuren
Hol weerklinkt hun honende lach
Woest en luid als bij een drinkgelag
Zelfs dreigen zij mij uit mijn bed te sleuren

Badend lig ik te bibberen in mijn zweet
Zou haast door hun dreiging hysterisch worden
Nooit had ik in één nacht nog zoveel leed
En steeds komen zij met nog groter horden

Maar dan rijst langzaam het ochtendlicht
En hun geluid en gelach vervaagt
De vogelzang klinkt mij als schoon gedicht
Spoken verdwijnen als de zon weer daagt

Waar, hoe


Hoopvol klinkt een lied
Hoop waarom de wereld vraagt
Hoop dat er gerechtigheid geschiedt
En eens oprechte vrede daagt

Er klinkt een roep uit nood
Een nood door honger en gemis
Volkeren bedreigt door dood
Waar elk vraagt waar uitkomst is

Geen begrip voor armoe en gebrek
Ieder ander zal ons een zorg wezen
Vluchtelingen behandeld als schandvlek
En nooit eigen geschiedenis gelezen

Er klinkt een roep de wereld rond
Een roep waar wij de oren voor sluiten
Een schepping verbonden onder één verbond
Wij sluiten onze broeders buiten.

Gierende emotie


Door mijn hoofd gieren woorden
Als storm in gierende wind
Onsamenhangend zonder enige akkoorden
Woest ritme dat rust verslindt

Hiërogliefen uit ver vervlogen tijd
Geschreven op rotsen
Geen inhoud, slechts woede en nijd
Die op strand en kliffen te barsten klotsen

Woorden die als zware branding
Daverend kusten overspoelen
Wrakhout en schelpen achterlaten bij landing
En pas op vlakke velden bekoelen