Ik zou niet anders kunnen leven
Dan op de weidse vlakke landen
In vrijheid op de frisse dreven
Achter duinen en blanke stranden
Waar je de roep der weidevogels hoort
Langs rivieren een kraag van riet
Waar de zang der karkiet het oor bekoort
En menig één ten volste geniet
Hoe anders leeft de mens in steden
Tussen stenen en beton
Waar menigeen reeds door gassen leden
Of ziek werden door gebrek aan zon
Nee, geef mij de frisse lucht van buiten
Ver van rumoer en uitlaatgas
Daar hoor je dus de vogels fluiten
Daar merk je; “Hier leeft men pas!”