In het holst van duistere nacht
Hoor ik ze sluipend komen
Bespringen mij als waterstromen
Eerst luid en dan weer fluisterzacht
Ze komen door muren breken door deuren
Hol weerklinkt hun honende lach
Woest en luid als bij een drinkgelag
Zelfs dreigen zij mij uit mijn bed te sleuren
Badend lig ik te bibberen in mijn zweet
Zou haast door hun dreiging hysterisch worden
Nooit had ik in één nacht nog zoveel leed
En steeds komen zij met nog groter horden
Maar dan rijst langzaam het ochtendlicht
En hun geluid en gelach vervaagt
De vogelzang klinkt mij als schoon gedicht
Spoken verdwijnen als de zon weer daagt