Zo is de muze


Niets kan haar charme evenaren
De gratie die haar schoonheid toont
De élégance van haar gebaren
De glimlach waarmee ze bewondering beloont

Haar stem is die van duizend snaren
Bewogen in een zachte wind
Die vrolijk speelt met haar gouden haren
Haar gezicht onschuldig als van een kind

Haar taille slank als berkenbomen
Haar handen blank en glad als elpenbeen
Ogen om steeds van te dromen
Om haar bekoring kan niemand heen

Geen mens zal haar ooit kunnen behouden
Al is ze ook niemand ontrouw
Er waren zoveel die op haar steun bouwden
Maar een muze kent nu eenmaal geen berouw.