Nog zie ik achter in mijn vaders boomgaard
die ene boom met zijn aanlokkelijk fruit
als pronkstuk van kunstenaar zag hij eruit
met takken door tal van vruchten verzwaard
en met het schoon vooruitzicht dat ons streelde
een rijke oogst van gezondheid en genot
dachten wij nog niet aan het vergank’lijk lot
dat menig mensenkind onze begeerten deelde
want wilden wij oogsten in gewezen tijden
ach wie beschreef dan ons innerlijk lijden
als tussen al dat weelderig groene blad
slechts hier en daar een rottige vrucht nog zat
alleen de huisarts had toen goede tijden
door in heel de buurt diaree te bestrijden.