Wonderen in een woestijn

Beautiful sunset at a desert oasis

Hoe zalig smaakt ’t zoet
Dat na ’t bitter komt
Het zuur verdrijft in welgemoed
De ziel tot dank bereidt
De mond met feest vervuld
Het lichaam noodt tot rust

Een drank als sprankelende wijn
Maakt dronken van geluk
Laaft de dorst van droge mond
En moet wel van zoete druiven zijn
Mijn lichaam drinkt
Als een verdoolde in een oase

Mijn oog kijkt verwonderd rond
Genietend van alle schoon
Versterkt na lange vermoeiende reis
Nee, alle leven is niet zo gewoon.

Genot


Nevelig door verlangen bezwangerd
Begroet mijn diepst gevoel
Het zachte rood van de ochtendstond
Geniet ik het genot der vogelzangen

En in het pril begin der dageraad
Rijst fier de zon ter kimme
Omrand witte schapen,
Die in de blauwe weide grazen,
Met gouden randen

De wereld is een paradijs,
Een muze gekleed in tule van smaragd
Een wonder van inspiratie
Gelijk een vrouw met wonderschone gratie

In extase


Wie heeft de vorm in hand die jou geweven heeft
Het schoon vervaardigd, vlekkeloos, gelijk geen wezen
Daar nooit de aardkorst zulk een schone sterv’ling geeft
Zelfs Venus zal jouw schone slanke lichaam vrezen

Geen ranker taille hult mijn oog, noch voller buste
Nooit eerder zag ik zachter welgevormde hand
Nog nooit zo honingzoet de lippen die ik kuste
O schone schepsel, geef jou heel mijn hart in pand

Niemand beminde ooit een schoner maagd dan jij
O bloem, in eigen tuin met liefde daar geplant
Zo heerlijk open onbevangen lief en vrij
Aan jou, o schoonste, heb ik ziel en heil verpand

Nooit groter trouw dan jij bewees in vele jaren
Kan men bij geen enk’le schone nooit vergaren

Één


Gij schiep ons met één hoofd.
Dat was wel genoeg vond Gij.
Maar wij hebben geloofd,
er kan d’r nog best één bij.

Gij schiep ons met twee ogen,
aanschouwend heel Uw natuur
waar wij in wonen mogen,
genietend van uur tot uur.

Gij schiep ons met twee oren,
om te horen, links en rechts.
Klanken die ons steeds bekoren,
al zijn het kleine geluiden slechts.

Gij schiep ons met één mond,
te spreken maar ook te zwijgen,
met onze vrienden alle stond
niet alleen altijd gelijk te krijgen.

Gij schiep ons met twee armen,
aan allebeide kant een hand.
Om onze medemens te omarmen,
van elke huidskleur en uit elk land.

Gij schiep ons met twee benen,
om mee te kunnen lopen, Heer.
Twee voeten en tien tenen,
wat wensen wij ons nog meer.

Gij voegde alles tot één lichaam,
afhankelijk in onderling verband,
als Uw gemeente in Eén Naam,
gaf Gij ons allen één verstand.

Een Goddelijke struik

Boxwood with fresh green leafs bush in the garden on spring

Er bloeide een struik,
zo maar ergens.
In het veld, een struik,
de planter was nergens.

Vanwaar die struik?
Waarom hier gepoot?
Is ’t naar oud gebruik,
boom groot, planter dood?

Een struik, in volle groei,
schoonheid om te zien
en elke dag meer bloei,
voor meer vrucht misschien.

Helaas waren de vruchten zuur
en is de struik gerooid,
omdat ze in Gods natuur,
Zijn zoete liefde berooid.

Uit eerbied voor Uw naam


Als wij ’s morgens door de zon ontmoet
mogen ontwaken in een nieuwe dag
opnieuw door Uw stralend licht begroet
waarin een ieder weer U loven mag.

Heer dan kan ons hart enkel zingen
uit dankbaarheid voor Uw grote gena
en bewondering voor alle mooie dingen
die ook ik dagelijks rondom gade sla.

Zie de dieren en de bloemen in het veld
het teerste plantje tot de hoogste bomen
Heer, Gij hebt hen geschapen en geteld
allen wilt Gij Uw liefde toe doen komen.

Heer hoe zullen wij als kleine mensen
Uw schone schepping bewonderen saam
Uw schepping die voldoet aan alle wensen
dan knielen wij uit eerbied voor Uw naam.

Ondanks mijn weerspannigheid


Dus daarom kon ik niet dragen
het lijden dat U bracht aan het kruis
verborg steeds mijn diepste vragen
te gaan de rechte weg naar Uw huis.

Steeds wilde ik zelf mijn lasten dragen
over het door mijzelf gekozen pad
wilde mij door U niet laten schragen
omdat ik dacht dat ik zelf de kennis had.

Zo ging ik mijn weg onder klagen
dat niemand ooit mijn zorgen zag
en zelf mijn kruis moest dragen
terwijl bij mijzelf de oorzaak lag.

En toen ik bijna bezweek op dat pad
hebt U van mijn schouder de last genomen
en hebt in mijn ellende mijn hand gevat,
zo Heer, ben ik veilig thuis gekomen.

Met welk recht mogen we op deze aarde wonen


Hoe zou een wereld zo vol schoonheid
door mensenhand gemaakt kunnen zijn
zo schoon volmaakt in harmonie geleid
met alle details groot of juist ragfijn.

Zou die schoonheid tot ontplooiing komen
als wondere oase van zo’n kleur en rust
in vormen van bloemen, planten en bomen
als niet het zonlicht hen tot leven kust?

Slechts verwondering kan ons treffen
bij aanschouwen van al dat schoon
moeten wij ons hart in dank verheffen
Hem lofzingend op eerbiedige toon

Hoe ontzaglijk groot moet Hij wel zijn
die heel deze kosmos geschapen heeft
en leed voor ons zoveel smaad en pijn
maar ons toch nog Zijn schepping geeft.

Machtsverhouding en verschil van wijsheid


Verwondering is geen kwestie van verstand
maar de aanvaarding
van het dagelijkse wonder
en de schoonheid hiervan om ons heen.

Inderdaad zou je denken dat mensen
meer kunnen dan God
God schiep de hemel en de aarde
en alles wat er op, er in en er boven is
in zes dagen.

En de mens …………,
kan dit alles in een dag vernietigen !