Hoe zalig smaakt ’t zoet
Dat na ’t bitter komt
Het zuur verdrijft in welgemoed
De ziel tot dank bereidt
De mond met feest vervuld
Het lichaam noodt tot rust
Een drank als sprankelende wijn
Maakt dronken van geluk
Laaft de dorst van droge mond
En moet wel van zoete druiven zijn
Mijn lichaam drinkt
Als een verdoolde in een oase
Mijn oog kijkt verwonderd rond
Genietend van alle schoon
Versterkt na lange vermoeiende reis
Nee, alle leven is niet zo gewoon.