In steeds korter wordend licht der dagen
van het schone kleurende herfstgetij
zoek ik dikwijls antwoord op mijn vragen
waarom nu juist droefheid zo groeit in mij
konden wind en buien mij behagen
genoot ik eens van nevels op de hei
nu is mijn stemming zwaarmoedig dragen
zijn mijn dagen niet van somberen vrij
zie nu af en toe de zon nog rijzen
boven bergen van ellende en pijn
en vraag waar de jaren gebleven zijn
mijn spiegelbeeld zie ik steeds vergrijzen
naar verleden richt zich opnieuw mijn brein
toch mag ik mijn geluk nog dagelijks prijzen.