Dialoog

Portrait of well-groomed attractive handsome serious content chic classy elegant man wearing touching black jacket isolated over dark blue fume smoke background

Waar zijn de grenzen van de kennis
En hoe lang duurt de dialoog
Waar is de wetenschap die ons wijst
De rust en erkenning van de ander
Geënt op vrede in je eigen binnenste

Ach, eeuwig durend is die dialoog
Die ons geen rust geeft in eigen doen en laten
Die ons de monoloog ontneemt
Kennis en beschouwing van wat rondom ons leeft
Zodoende in de massa dreigen te verdrinken

Verlangen naar vrede


Dromend van een toekomst
Vol van liefde en van vrede
Vergeet ik niet het verleden
Met eigen up’s en downs
Berustend wachten in het heden

Tot dan zal ik reizen van hot naar her
Al dromend van wat nog zal komen
Over de wegen van hoop
Naar eeuwige vrede en rust
En wapens omgesmolten tot ploegen

En met vele mensen trekken wij
Daar naar die verre horizon
Naar die plek van ’t eeuwig licht
En waar ooit iedere droom begon
Waaruit glazen zee van helder vergezicht
De bron liefde en vree ontsprong

Filosoferen op terras


Na broeierig warme dag
zit ik op terras te peinzen
over zin of onzin van ’t leven
over goed of kwaad
schuld of onschuld veinzen

wat is beter dan wel ’t best
wie zal alle facetten leren
van het leven of de dood
wat is sneller dan in ’t lest
bij sterven de laatste ademstoot

zal de ziel rusteloos zwerven
blijvend in aardse tranendal
toch vestig ik mijn hoop
op belofte die plek te erven,
waar ieder gelukkig wezen zal.

Leegte


Er is een lege ruimte
Die mij geheel omhult
En vraagt om inhoud
Die vraagt te denken
Over al wat ik zie

Een lege ruimte die beknelt
Als is hij gevuld
Gevuld met benauwenis
Van gevoelens en onwetendheid
Een ruimte waarin ik verdrink

Maar als ik zie of denk
Lossen de muren op
En omhult mij vrijheid
En benauwdheid en onwetendheid
Zijn als schimmen verdwenen

Spel van wind en mens


Hoog aan de hemelkoepel
Een vlieger of een luchtballon
Een spel van enkel wind

Ritselende bladeren in groene kruin
En over ‘t blanke strand stuivend zand
Een spel van enkel wind

Langs water en rivier het ruisend riet
En over akkerland ’t golvend graan
Een spel van enkel wind

Langs strand rolt woest branding aan
En beukt op strand en kust
Ook dit is spel van enkel wind

Bomen kreunen, takken breken af
Langs water kreukt het riet
Ook dit is spel van enkel wind

Zo menig één bouwt een huis
En anderen breken het weer af
Zo is het spel van de mens

Statisch leven

ASCII

Als een spiegel
Ligt glanzend
De vlakte over zee
En in de verte
Vloeien lucht en water
Onzichtbaar ineen

Slechts hier en daar
Een vogel
Roerloos zwevend
In Pruisisch blauw
En langs de horizon
Geen schip dat zich beweegt

Het is al statisch
Stil, dood stil,
’t Is als een leven
Geschilderd met vaardige hand
Steeds voorwaarts
Zonder beroering

Schijn


Een gewone dag
Met gewone mensen
Gewone vreugde
En gewone tegenslag

Een dag met eigen dromen
Met lasten voor ieder
En hoop op vrede
Een heel gewone vredige dag

En ik droom mijn droom
Dat over heel de wereld
Voor iedereen vrede mag zijn
Begrip en liefde

Dat is mijn droom
Die ik zolang reeds koester
Maar die bij hoop slechts blijft
Een illusie, slechts een schijn.

Hoor de wind door de kruinen


Op deze tweede pinksterdag
hoor ik de wind door de kruinen
wuiven op deze feestelijke dag
waarin de vogels rondbazuinen
dat aarde nog steeds is een paradijs
waar tussen het blad der vele bomen
een vrolijk lied klinkt als eerbewijs
aan Hem die in vuur en wind wil komen.

Genietend van warmte en zonneschijn
rondziend in de machtige natuur
in heel die schepping ben je dan zo klein
tussen al dat wonderlijk schoon zo puur
wie zal dan niet in zijn hart loven
de Schepper van dit schone feest
wat ons begrip ver gaat te boven
ons wordt gebracht, in wind, door de Geest.

Voorbijgaan en komen


Geen tijd m’n levensdagen te tellen
Het waren er zo veel
Wat ik mij nog afvraag,
Waar zijn dagen van mijn jeugd gebleven
Tijd waarin ik dagen niet telde
Doorgebracht zonder zorg
Veilig geborgen bij ouders en vrienden

Maar de dagen zijn doorgegaan
Onopgemerkt als snoer aaneen geregen
Voort- en opgejaagd,
Geen seconde stil blijven staan
En nog steeds vormt de tijd de dagen
Die nu, schijnt, steeds gemakkelijker
Zijn te tellen.