Als zachte streling
vernam ik een bries
om mij heen
het voelde als heling,
een liefdevolle hand
naar het scheen.
Warmte heeft mij doortrokken
als gloed van vreugdevuur
dat mij tot daden dwong
en zangen deed ontlokken
uit dank dat in dit vuur
ware zekerheid ontsprong.
En als een frisse regen
water gesprenkeld in mijn ziel
dat wind en vuur niet doofde
stortte Uzelf de zegen,
toen ik aan U voeten viel,
met Uw Geest die mij doet geloven.
In het zonnig aangename lenteweer
vormt de aarde weer kleurrijke bloemenkransen
waartussen vele vlinders als elfen dansen
bijen bevruchten bloesem van appel of peer
voorjaar, ’t seizoen van warmte en jong leven
heel de wereld trekt haar schoonste bruidsjurk aan
mensen, jong en oud, ziet men door velden gaan
nu kan het nog, dikwijls duurt het slecht zo even
ik vraag me af wie ons dit heeft toevertrouwd
wie zorgt voor groei en bloei dezer overdaad
misschien omdat Hij voor altijd van ons houdt
dat Hij ons met deze goedheid overlaad
en slechts uit dankbaarheid vouw ik mijn handen,
als het aan ons lag, zouden wij al snel stranden.
Zoals water stroomt van hoog naar laag
En meandert gestaag door dalen
Korenvelden golven in zachte wind
Stranden blinkend in zonnestralen
En vanuit de kruinen der bomen
Klinkt onophoudelijk de vogelzang
Zo is een wereld geschapen vol dromen
Bestemt om in vrede te leven met elkaar
Genietend ’t leven van wat is gegeven
De schoonheid weer van iedere morgen
Dagen badend in het zonnelicht
Over velden kleurend van bloemen
Schilderachtig stroomt de beek
Tussen bloesem en bomen
In dat verre sprookjesland
Van paleizen en pagoden
Waar geliefden samen lopen dromen
In dat land vol sprookjes en romantiek
Waar de wereld overvloeit van kleuren
Alom vrede schoonheid en geuren
Velden met de mooiste bloemen
Één tuin van genot en botanie
Verdienen wij nog steeds de vrede
Zo zwaar bevochten door ons voorgeslacht
Of aanvaarden wij zonder slag of bede
Het offer door zo menig jong leven ons gebracht
Blijven wij twee minuten in stilte staan
Om alle gevallenen te herdenken
En houden hun namen hoog in ’t vaan
Om hen voor hun moed eer te schenken
Wie en waar zijn dan de lafaards
Die hun graven met hakenkruisen schonden
Zo ontegenzeglijk laf, ja zo onaards
Dat men hen moet behandelen als laffe honden
Gedenk ook deze dag dat wij eens hebben gezegd
“Nee, dit nooit weer!” en zie hoe het nu gaat
Hoe dikwijls zijn deze woorden nu al weerlegt
En nog steeds heersen oorlogen en haat