Lopen op pad naar de toekomst

Nog loop ik dikwijls door die laan,
al is het nu slechts in gedachten,
waar wij kind’ren speelden en lachten
als oud’ren nu door ’t licht te gaan
aan ’t eind de kroon op ’t leven verwachten.

En door ’t zachte licht door de kruinen
beschenen door de magere herfstzon
weet ik te komen bij die schone tuinen
zo stralend als waar eens de aard begon
waar liederen klinken met harp en bazuinen.

Daar straalt een gouden zee aan zilveren stranden
dar heerst geluk en liefde en enkel vree
daar zal ons levensschip eens veilig stranden
Hijzelf voert ons met Zijn stroming mee.
zeilscheepje op ruwe zee

Afstand

Zwanen in de wetering bij De Stege

Is het de horizon,
De hoge blauwe lucht?
Wat je niet begrijpen kon,
Neerlegde, met een diepe zucht?

 

Is het de horizon,
Einder van het zicht?
Waardoor je niet besluiten kon,
Deed je daarom de deur maar dicht?

 

Is het de horizon,
Verte, tussen jou en mij?
Dat je niet meer inzien kon,
Zette je daarom je vertrouwen opzij?