Open deur


Een huis, ’t is mijn paleis
Bekleed met tal van borders
Een bloementooi van vele kleuren
Heldere beken rondom
Een rustpunt in overhaaste wereld

De wereld is er dichtgeplakt
Met krantenpapier en bordkarton
Maar de hemel schijnt er helder blauw

Daar is mijn huis
Mijn geriefelijk paleis
Niet afgegrendeld of gesloten
Elk mens is welkom daar
Inheems danwel exoten
Wat maakt de kleur uit van de mensen

Gedachtewolken


Verzen waarin ik mijn gevoel kwijt kan
Of gedachten zomaar uit fantasie
Drijvende woorden of luchtkastelen
Wolken waar ik een engel in zie
Een witte vogel met een lauwertak
De hele wereld één vriendenschaar
Als een paradijs om feest te vieren

Mocht ieder mens hierin eens wegdromen
Zwijmelend over vrede liefde en geluk
Gewoon als vrienden elkaar begroeten
Broeders zonder wrok of jaloezie
Zoals Mozart bedoelde in zijn 15de symfonie

De trein


Een trein dendert door berg en dal
Met steeds hogere snelheid
Niemand weet waar en wanneer hij stoppen zal
Niemand weet noch begin noch eindtijd

De trein, hij dendert door

Langs vele steden, langs vele stations
Een reis van zeer lange duur
Zonder te stoppen bij haltes of perrons
Vanaf vroege ochtend tot avonduur

Die trein, hij dendert door

Eens nadert hij het laatste perron
Daar wordt de reis besloten
Staan wij vol verwachting aan de horizon
Dan is onze levensreis afgesloten

En de trein blijft staan als herinnering

Toekomst


Het is tijd die het leven stuwt
Over en door kuilen en gaten
De tijd die de wonden luwt
Zovelen die we door tijd vergaten

Waar zijn zij die niet meer zijn
Een steen met enkel een naam
Verder wist de tijd de pijn
Iedere herinnering verdwijnt langzaam

Eens zullen we elkaar weer ontmoeten
In herkenning aan elkaar
Vriend en vijand in vrede begroeten
Zingend voor Zijn troon met de hemelschaar

Wonderen in een woestijn

Beautiful sunset at a desert oasis

Hoe zalig smaakt ’t zoet
Dat na ’t bitter komt
Het zuur verdrijft in welgemoed
De ziel tot dank bereidt
De mond met feest vervuld
Het lichaam noodt tot rust

Een drank als sprankelende wijn
Maakt dronken van geluk
Laaft de dorst van droge mond
En moet wel van zoete druiven zijn
Mijn lichaam drinkt
Als een verdoolde in een oase

Mijn oog kijkt verwonderd rond
Genietend van alle schoon
Versterkt na lange vermoeiende reis
Nee, alle leven is niet zo gewoon.

Bij ’t vallen der avond


Een dag is weer voorbij
Als de zon afscheid neemt
De maan de hemel bekleedt
En de sterren de weg wijzen

Duistere nacht noodt ons tot rust
Steeds minder geluid laat zich horen
Geen vogel die nu nog zingt

Ik vouw mijn handen
En dank voor voorbije dag
Het had zoveel anders kunnen zijn
Daarom, dank dat ik danken mag

Laatste jaren


In de stille kamer
Tikt de tijd stillekens heen
Door stilte versterkt als slag van een hamer
Van tel tot tel rijgt de tijd aaneen

Stil droom ik hier van vroegere jaren
Van tijden vol jeugd en gezelligheid
Nog bezeten door wilde haren
En af en toe zo nu en dan wat baldadigheid

Ach, we waren nog jong en vol levenslust
’t Leven had voor ons nog geen gevaren
Nu zie ik geen vrienden, nu enkel nog rust
De rust, van het laatst der jaren

Het smalle pad


Op een kruising van vele wegen
Kijk ik verward om mij heen
Op elke weg kom ik mensen tegen
Nergens ben je echt alleen

Ergens loopt het smalle pad voor mij
Kronkelend en vol rotsen en kuilen
Aan alle comfortabele wegen voorbij
Nergens een plek om te schuilen

Helaas nergens staat richting aangegeven
Een ieder is vrij in eigen keus
Elk mens is verantwoordelijk in eigen leven
Iedereen leeft naar eigen leus

Eens komt ieder aan ’t eind van ‘t pad
De weg die hij of zij zelf heeft gekozen
Die al het goed of kwaad omvat
“De weg des levens” ging niet altijd over rozen