Waar kan ik leven

Colorful agricultural fields on the outskirts of a Dutch village

Ik kan niet leven in een stad
Waar lawaai heerst en kwade dampen,
Waar huizen als konijnenhokken
Op elkaar zijn gebouwd van steen en beton
Waar men geen zon aan de kim ziet rijzen
Nee ik kan niet leven in de stad

Ik kan niet leven in het bos
Met zicht alleen op bomen
Al ziet men stammen groen van mos
En kan men zomers daar tot rust komen
Toch blazen herfststormen kruinen kaal
Zijn bomen hun kleuren ontnomen
Nee ik wil niet leven in een bos

Ja leven wil ik op het vlakke veld
Met uitzicht tot de verre einder
Over groene weiden tot de nevelige kim
Niet opgesloten tussen steen of hout
Genieten van de frisse lucht van gras of mest
’s Zomers warm en ’s winters misschien koud

Ja, ik wil leven op het vlakke veld

Stilte spreekt


Ik wil slechts horen de wind door de bomen
ruisen van de zee achter de duin ver hier vandaan
vleugelslag der vogels die naar het zuiden gaan
verder wil ik alleen nog van de stilte dromen

het zwijgend woord dat de aard eens vulde
met vrede in golven van liefde en geluk
waarin mens en natuur elkaar zonder druk
in norm en waarde als gelijkwaardig duldde

het Godsbesef uit eerbied als hoogst in ’t vaan
de Schepper van al dit schoon in groot ontzag
op deze wereld waar rumoer klinkt als donderslag,
in rust en stilte danken voor ons bestaan.

Waar oorlogsgeweld als noodzaak wordt gepreekt
zullen we bidden om rust, tot stilte spreekt