Mijn gedachten zweven
als herfstbladeren in de wind
kleuren mijn woorden
in zwierige maat
tollen en draaien
met klankrijke akkoorden
van storm tot zachte bries
Een compositie die dagen
vult met leven en warmte
een fuga zwellend in toon
afrollend naar cantate
geïmproviseerd door sonate
en weer terug naar rust
van het zwevend herfstblad.
Geen dag is nog geboren
of langs de horizon
glanst ochtendgloren
klinken vogelkoren
nog voor ’t licht begon.
Als boven de kim reist
gloed van vlammen
die ’t nieuwe leven
kleurt bij dageraad
in jade en smaragd.
En snel verjaart ook deze dag
in tijd, eind en beperking
als het licht aan de horizon
verdwijnt in gloed en vlammen
de nacht weer wacht
op geboorte van nieuwe dag.
Als de laatste stralen over ’t veld vervagen
rust en stilte van lawaai het overwint
door de bomen zelfs geen zuchtje van de wind
’t leven tempert alsof uren zich vertragen
ook duistere nacht nadert met trage treden
avondklok luidt alsof hij met zachte klanken
ons tezamen roept tot bezinning en danken
opnieuw behoort een dag weer tot verleden
straks in stilte van de maanverlichte nacht
zien wij aan purperen hemel fluweelzacht
schitterende twinkeling van sterrenpracht
slaap zal ons lichaam met nieuwe energie voeden
en in rust nieuwe dag naar de ochtend spoeden
vertrouwen dat God deze nacht ons wil behoeden.
Waarom zou ik proberen te begrijpen
wat mijn brein niet kan bevatten
daar ik als Zijn kind tot volwassen moet rijpen
trachten de waarde van het leven in te schatten
waarom zou ik alwetend willen zijn
groot gelijk de wereldvorsten
zonder gevoel voor alle pijn
van hen die naar oprechtheid dorsten
Laat mij zijn als het jonge kind
die slechts vertrouwt op Vaders hand
en dat daarin berusting vindt
dat die hem leidt naar het Vaderland.
Het was doodstil
toch hoorde ik je zo duidelijk
een stem een roep
om je te volgen
maar wist niet wie of waarheen
ja…., men had mij wel gewezen,
een pad, niet meer dan een steg,
glibberig, glad niet ongevaarlijk
geen weg die een mens kiezen zal
maar toen kwam Ú mij tegemoet
in al Uw liefde en genade
en ik wist wie mij geroepen had
de weg te gaan
die moeilijk leek en gevaarlijk
maar naast U durf ik het aan.
Tussen kleurrijke bladeren
In nevelige herfstbos
Zoek ik wilde en tamme kastanje,
Beukennoot en eikel
Voedsel voor varken en kippen
Dennenappels voor in de haard
En voor in de kerstboom
Worden de mooiste bewaard
Geniet ondertussen
Van koele herfstige tinteling
Door bries tussen bomen
Kwinkslagen van vinken
Niet zover van mij vandaan
’t Dartelen van lampreien
En zie tot mijn genoegen
Tussen sparren een hinde staan
Zoek poëzie waarin mijn woorden kunnen schuilen
Klanken die waaieren over stad en veld
Als de bronzen stemmen van klokken uit een carillon
Waarvan de klepel de historie vertelt
Over streken ver in het rond
En ik wil roepen over vrede
Over vriendschap en geen geweld
Over mensen die elkaar respecteren
In een wereld waar elk leven telt
Ik blijf hopen op genoeg voor iedereen
Nergens armoede en verdrukking
Overal, zwart of wit, elk mens gelijk
Gelijk het ritme en metrum in zeer geslaagde poëzie
Pas als de mensen dat zouden accepteren
Dan hoorden we weer zang en muziek
Maar wie zal van geweld ooit vrede leren
Zo niet, dan stuit mijn zoektocht slechts op kritiek.
Vertel geen gebeurtenissen
die ik niet wil weten
vergeet verschil tussen dag en nacht
in het licht kan ik niet waken
slapen doe ik niet des ’s nachts
mijn verdriet zal ik niet langer dragen
dan mijn passen normaal zijn
om meelijden wil ik niemand vragen
verdrink mijn pijn in donker rode wijn
mijn lichaam pijnig ik tot bloedens
mijn hart verwart de regelmaat in slag
en mijn ziel wil immer sterk wezen
maar mijn ledematen zijn te zwak
ach en wee hier valt te lezen
iedereen vindt mij een slappe zak
‘k wil wel van de fles afblijven
maar het vlees is veel te zwak.