Een lange stoet trekt voort
van lange rijen mensen
waarin men veel klachten hoort,
van hen, die zware last verwensen.
Te zwaar is bijna die last
om zo hun doel te bereiken.
Toch klinkt als groot contrast
met hun klacht niet te vergelijken
zang, van mensen die niets dragen.
Die vrolijk zingend verder gaan,
en die aan de dragers vragen;
“Klaag niet, rijk ons uw lasten aan.
Laat ons u toch ondersteunen.
Wij wierpen onze lasten af.
Wij hebben Iemand om op te leunen.
Hij draagt onze lasten en onze straf.
Waarom zou u dan nog dragen?
Kom recht uw rug, zing met ons.
Loop snel door, stop met klagen.
Zo u niet sneller loopt,
sluit straks de poort,
en wordt u buiten gesloten.
Werp uw last op Hem, en maak voort.
Het wordt donker, gij zult u stoten.
Eens gaan de poorten voor eeuwig dicht,
dan staat u in het nachtelijk duister.
Dan ziet u nimmer meer het eeuwig licht,
en bent u verstoken van Zijn luister
Geniet een dag
verblijdt met de morgen
in het jonge licht
en door rust van middag
warmte van de zon
de avondregen
tot dovend licht.
Geniet het leven
als jeugd in de morgen
in stralend licht
omgeven door vriendschap
warmte van liefde
tot de regenboog schijnt
en avond dooft het licht.
Een kruispunt van vele wegen
naar links, rechts, vooruit of terug
daartussen als vlechtwerk geregen
zelfs bovenlangs over een brug
naar alle kanten keerden mensen
de blik vooruit als één gericht
zonder groeten of goede wensen
hun ogen open, hun harten dicht
ik plaats mij schuchter op een zijweg
overdenk waar ik heen moet gaan
terwijl ik daar sta in eigen overleg
zie ik nog Iemand naast mij staan
“Mijn naam is Egbert, wijst U mij
de weg die ik het best kan gaan”
“Mijn naam is God, vraag niet aan Mij.
Ik weet het ook niet meer.
Daarom blijf ook Ik hier staan”.
Steeds weer blijven wij het geluk zoeken
binnen grenzen van ons eigen zicht
kunnen toch slechts successen boeken
als ziel en hart ons wordt bijgelicht.
Als wij niet alleen voor onszelf leven
en alleen zelf onze weg willen gaan
maar vooral ons aan die steun geven
die tot in dood voor ons borg wil staan.
Ja wij geloven zo er staat geschreven
in het grote woord van onze Heer en God
maar hebben wij daarnaast niet verheven
ons eigen belang en gemak tot elfde gebod?