Een gespreksvorm?
’t Kent geen norm.
Hoe te noemen?
Eigen daden roemen.
Tot besluit?
Loopt altijd op ruzie uit.
Uren discuteren over verschillen.
Nooit toegeven willen.
Eigen standpunt altijd beter.
Op een voetstuk van een meter.
Anderen de grond in discuteren.
En er zelf geen barst van leren.
Een goed gesprek,
heb je pas echt gevoerd,
als je kunt zeggen;
“Daar heb ík wat van geleerd”
In witregels van het leven
Staan dikwijls zo vele woorden
Met onzichtbare inkt geschreven
Over pijn of vreugde in veel akkoorden
Slechts in onze ogen staan de lijnen
Waarop geluidloos geschreven staat
En die de waarheid steeds beschijnen
Die aan ’t licht komt vroeg of laat
In die onzichtbare levenswoorden
Die steeds vragen om liefde en begrip
Van hen die tussen de regels hoorden
Nood van een mens tussen wal en schip
Ze staan zo duidelijk geschreven
Als men er aandacht voor heeft
Aandacht voor medemens in medeleven
Als men werkelijk om zijn naaste geeft.
In stilte slaak ik mijn zucht
over verloren tijden
waarin ik ben gevlucht
geen lef had om te strijden
of aan toekomst te wijden
maar voor hoon beducht
enkel dat ontvlucht
uit angst voor lijden.
En achteraf sta ik verholen
in schaduw van het zijn
en wezenloos verscholen
verbijtende de pijn
heb zelf mijn leven ontstolen
vergokt, verslaafd aan wijn
moet ik nu doelloos dolen
alle goeds voor mij slechts schijn.
Door hoop en vrees gedreven, twijfel over bestaan
En eens gekomen op het keerpunt van mijn leven
De stille vraag, waar komt mijn hoop en steun vandaan
Wie zal mij op mijn paden verder richting geven
Wie steunt mij waar onzekerheid mijn paden kruist
De moed en kracht om door te gaan mij zal ontvallen
In ’t hart slechts angst voor duist’re armoe en toekomst huist
Zodat ik eens tot bedelarij zou vervallen
Mij geeft de troost dat geen materiële zaken,
Waar wij ’t enig heil dikwijls in plegen te zien,
Op deze aard ons niet gelukkig kunnen maken
Maar meer als ik mijn medemens van harte dien.
Dan kunnen wij in vrede verder door het leven
Omdat wij elk respect en ruimte willen geven.
Waar blijft de tijd die wij aan woorden wijden
Verkwistend strooiend in de wind en het zwerk
De tijd in ledigheid zonder paal en perk
Waar wij naar achterklap en roddel glijden
Waar zijn de tijden van het glorieus fatsoen
Dat iedereen zich verre hield van laster
Zijn woorden toomde in kluister of raster
En geen medemens ooit smaad aan zou doen
Ach vriend het is zo lang reeds van alle tijden
De mens is verslaafd aan eigen tong en woord
Reeds tijden door schijnt het niet te vermijden
Zijn eigen stem wordt door hemzelf vaak niet gehoord
Daarom behandel elk mens met eerbied en respect
Omdat elk vogeltje zingt zo hij is gebekt
Nieuwe dag waarin leven weer kan dansen
genieten van licht en zon
gegeven lach naar liefde en kansen
in een hart dat treurnis overwon
door woorden die verdriet begrepen
troostend kwamen als in een zang
nu geen dagen meer in duister
maar met open ogen door het licht
elk opgefleurd met zang en luister
door begripvol woord uit een gedicht
dan duurt zo’n dag niet eindeloos lang
lijkt zich niet eeuwig voort te slepen.
Van mij, mijn vriend, heb je geen blaam te duchten
Leef vrij zo jij het geluk denkt te vinden
Wat mij betreft mag jij je hart luchten
Zonder door regel of wet te laten binden
Ga je eigen weg, zoek in je hart de vrede
En wees overtuigd dat je naar het beste streeft
Dan vind je in elke gedachte wel rede
Dat je niet enkel voor jezelf hebt geleefd
Er is zoveel te vinden in sociale vormen
In vriendschap die ook werkelijke vrede biedt
Waar ieder zich houdt aan levensnormen
En ook de zorgen van ieder ander ziet
Daarom zal eigen weg nooit eenvoudig wezen
En heb je dikwijls menig kritiek te vrezen.