Ode aan de winter

Sneeuw in de bossen
Strabrechtse Heide

Zie vrienden
hoe schoon is de wereld
hoe sereen de velden.

Ingetogen staan de bomen
zwijgzaam de bossen
de aarde lijkt verstard.

Hoor vrienden
het gesjilp van de mussen
zie het gescharrel der mezen.

Ergens lopen reëen
verdekt tussen kreupelhout
zwijnen ploegen de grond.

Zie de serene schoonheid
geniet van ademloze rust
geniet de beloftes van de winter.

Vlinders, bijen en bloemen


Hoe lang nog zullen rozen bloeien.
Waait zachte bries door lindenkruin.
Zullen veel veelkleurige bladeren in bossen boeien.
Zweven vlinders en bijen in mijn bloementuin.

Hoelang zal ik herfstkleuren genieten.
De velden vol met smaragdgroen gras.
Ochtenden bezaaid met parelen aan alle sprieten.
Herinneringen zo het in het paradijs eens was.

Zien we dan weer kleurrijke rozen.
Met vlinders en bijen daar tussendoor.
Wandelen we daar met vrienden door ons gekozen.
Luisterend naar een meerstemmig vogelkoor.

Herfst impressie


Met een gemoed als golven over zee
Stormen door de rijk gekleurde kruinen
Voer ik de twijfels door mijn brein steeds mee
Als gestrande wrakken achter duinen

Geen zekerheid heeft mij de zee gebracht
Slechts bewonder ik haar weidse schoonheid
Haar rust en vervolgens haar brute kracht
Schouwspel van imponerende grootsheid

Nog steeds voel ik de drang naar verre oorden
Reizen als de vogels in vrije vlucht
Vogels die zich nooit aan grenzen stoorden
Vrij boven aarde in helder blauwe lucht

Het blijft ’t mooiste seizoen


De bomen gaan verkleuren
Elk blad zijn eigen kleur
’t Zij goudgeel of koortsig rood
‘t Bos vervuld van herfstgeuren
Dit geheel schetst het mooiste seizoen

Mensen lopen even trager
Iets gebogen door ’t bos
Langzaam aan verkleuren hun haren
’t Goud wordt fletser, vager
Met weemoed denkt men aan “Toen”

Zo heeft elk z’n eigen jaargetijde
Leven, dansen in ’t geluk
Bloeien als een tuin vol rozen
Herinneren hoe alles liep
En afvragen zou ik dat nog zo doen?

Herfstochtend


Ochtendgloed verdrijft duistere nacht
En kleedt de velden met kleuren
Een deken van het zuiverste smaragd
Overal begint men herfst te bespeuren
De takken zijn behangen met zirkoon
Struiken gehuld in beparelde tooi
Boven de kim stijgt als gouden kroon
Een stralende zon in vol allooi

Over het water hangt nog een witte mist
Een sluier voor de nog jonge dag
Het ritme en metrum voor een componist
Die hier een schone compositie in zag
Tezamen met het wonder der natuur
Van het seizoen van kleuren en geuren
Goudgeel van bomen en een lucht van azuur
Overal charme van schone herfst te bespeuren

Overgang tussen seizoenen


Zoveel kan ik genieten
Van herfstgetooide dagen
Al zijn velden nog groen
Terwijl bomen herfstkleuren dragen
Alles op de rand van een nieuw seizoen

Zo nu en dan drijven schapenwolken
Langs het hemels Pruisisch blauw
Beschijnt de zon met goud de randen
Velden blijven langer bedekt met dauw

En als de avond valt
Zie ik sterren langs de hemelkoepel gaan
En worden wolkencontouren
Beschenen door het licht der maan

Dagen van zeker weten


Zie toch het leven als zonneschijn
Vol van vreugde en van lach
Wees blij dat we op aarde zijn
Dat je heel de schepping bewonderen mag
Geniet van vogels en van bloemen
Wees blij dat je bent zo je bent
Schoon, teveel om op te noemen
Elke dag ontdek je wat je nog niet kent
Met ons leven als een lofgedicht
We zouden echt dankbaar moeten zijn
Iedere ochtend rijst weer ’t zonnelicht
Mocht toch een dag met regen komen
Ach, toch schijnt achter de wolken de zon
Blijven we van betere dagen dromen
Die dagen waarop je lachen kon.

Lente wonderen


Ieder jaar aanschouw ik weer ’t wonder
Van het ontspruiten in de natuur
Een tuin van dood tot leven, zo bijzonder
De hemel van grauw naar blauw azuur
Insecten zweven van bloem tot bloem in tal
En zelfs hier en daar een vlinder
“Ach,” zult u zeggen, “dat is toch elk jaar het geval.
Maar van kou hebben we nu geen hinder.”

Straks gaan ook nog rozen en hibiscus bloeien
En vult jong leven weer het veld
Natuur ontwaakt die ons steedss weer zal boeien
Van al die schoonheid staan we weer versteld
Ergens koert de eerste duif
En overal hoort men de vogels zingen
Een zachte warme bries streelt mijn kuif
Heel de natuur lijkt te gaan zwingen

Voorzichtig begin


Hoe schoon de dag
Die begint met zonnegloren
Gevuld met vele vogelkoren
Na lange dagen bitter kou
Velden weliswaar nog wit berijpt
Bestrooid met parelend dauw

Reeds tonen schone lentekleuren
Tussen een tere deken van smaragd
In bloem van krokus en narcissen
En schuchter richt menig tulp zich op
Niet zo lang zal het nog duren
Voor roos en sering in bloei weer staan

Winter-lente


Iedere ochtend bij het rijzen van de zon
Lacht mij het leven toe
Begeleid door beieren van het carillon
Tijdens een frisse ochtendwandeling
Alswel de zang van het vogelkoor

Al zijn dan nu de bomen nog dor en kaal
De lucht bevat reeds de eerste lente geuren
De hemelkoepel hult zich in blauw
Wat kan een mens zich beter wensen
Dan het brede spectrum aan weidse horizon

Het is alsof het leven weer herrijst
Uit de sombere greep van doodsheid en kou
Opent uit koude aarde weer bloemenpracht

Seizoenwisseling


Als ’s avonds zacht
de kleuren vervagen,
steeds vroeger valt de nacht,
aanschouwen wij
donkerder dagen

genietend, dalen der zomerzon,
schoonheid van azuren hemel
het bedauwde net
dat de kruisspin spon
avondrood toont weer z’n weelde.

In nevel hult het afscheid
van zoele zomerdag
weldra meldt zich nieuw jaargetij
en werpt de natuur
zijn ballast af.

Het herfstwonder


Variaties van de dag
Schilderen zichzelf in kleuren
Luchten dan weer blauw
Dan in vele nuances grijs
In gestapelde luchtkastelen

En in de bomen
Wisselen groen, geel of koortsig rood
Dooraderd met af en toe stralen goud
Als ladders die ten hemel stijgen

Nog doet een zachte lome bries
Het bladgoud van de grond
In kleine spiralen opwaarts waaien
En vlijt het op lommerrijke plek
Tot winterbed voor vele dieren

En vol bewondering
Aanschouw ik de wereld
Steeds van uur tot uur

Wie toch is de kunstenaar
Die deze wonderen schept

15-05 Laatste der ijsheiligen


Nu het voorjaar is
wacht ik op de avonden
dat ik op terras
in m’n blousje
met een heerlijk bakkie-leut
zit te luisteren
naar het late carillon
al genietend van de zon.

Wat ben ik ontevreden
’t is toch lente
vlinders vladderden
en bijtjes zoemden
zo nu en dan
weken de wolken uiteen
of was het zelfs droog
maar de barometer komt niet hoog.

Ben ik nou écht alleen
zo’n ontevreden mens????

Mijn plek


Laat mij genieten van avondstilte
van nachtelijke hemel met sterren bezaaid
zilveren nevel over velden
beschenen door het licht der maan
silhouetten van boerderijen
die daarboven als schimmen staan

Laat mij genieten maagdelijke rust
wijl in verte klokken beieren
de zon aan de kim zijn laatste banen trekt
ver weg ’t ratelen van een trein
lucht bezwangerd met lentegeuren
alleen hier kan ik gelukkig zijn.