Op weg


Rusten in schaduw der bomen
Daar op die plek die ons is belooft
In zonneschijn en licht liggen dromen
Waar nimmer de liefde meer dooft

Daar zal een ieder welkom wezen
Daar heerst eeuwig warmte van liefde en geluk
Niemand hoeft daar voor angst of pijn te vrezen
Is elk gevrijwaard van zorg en druk

We genieten daar van de aller schoonste bloemen
Lopen over blinkend gouden paden
Mogen ons daar gezegend noemen
En in heldere fonteinen baden

Poorten gaan open als wij daar komen
Van het beloofde hemels paradijs
Waarop wij altijd mochten hopen
Na die levenslange reis

Grootste genade


Er schijnt een helder licht dat ieder mens beschijnt
een licht vol glans vanuit een open hemelpoort
zo zacht en vol gena vervuld met liefde omlijnd
een gloed omringt een troon in paradijs’lijk oord.

Ik hoorde eng’lenzang zo zelden wordt gehoord
als lof en eer voor Hem gezeten op die troon
Die d’ aard en al wat leeft voor eeuwig toebehoort
en schonk als blijk van grote liefde ons Zijn Zoon.

Geen offer kan ooit groter zijn als gunst betoon
zo onbaatzuchtig zonder praal of pracht gesteld
slechts Hem behoren in geloof vraagt Hij als loon
heb lief, zoals Hij dat deed gebruik geen geweld.

Maar bid zo Hij bad voor elk mens op Golgotha
“Vader zij weten niet wat zij doen, toon Uw gena!”

Eeuwig opgestaan licht


Zie toch waar licht U nooit ontnomen
glans afstraalt vanuit zelfs duister graf
waar zware steen gena niet in kan tomen
hemelse begunsteling die ons vergaf.

Spot en hoon waarmee wij U kruisigden
zelfs dragend op die zware gang
lasten waarvan U ons wilde ontheffen
zodat wij nu vrij zijn ons leven lang.

Ontslapen licht over schepping en leven
verrijzenis uit donkerste graf
als overwinnaar hebt U ons gegeven
te delen met U, Uw Koningsstaf.

Geef dat wij dan met U mogen ontwaken
als U weer op aarde daalt
heel Uw schepping zult vervolmaken
en de uiteindelijke overwinning behaalt.

Pasen als bewijs


Zacht voert de wind een naam met zich mee
Een naam die ieder mens wil dragen
Een naam die wordt gedragen over land en zee
En die de wereld vult met zekerheid of vragen
Die naam schalt overwinning uit
En doet de aarde beven
Als men denkt dat het graf zich sluit
Geeft juist die naam nieuw leven

Die naam verbreidt zich als een loftrompet
De vijand, het kwaad, heeft Hij verslagen
De satan is nu buiten spel gezet
Al zal hij eerst de wereld nog een tijd belagen
Maar zolang de wind die naam aanvoert
Behoeft geen mens te vrezen
Voor kwade macht door satan beroert
Zijn opstanding uit de dood heeft dat bewezen.

Eeuwig open graf


Binnenkort zal een keur van bloemen
de velden weer sieren
vogels in bomen de schepper weer roemen
zullen we een nieuwe opstanding vieren
van het leven dat als begraven in het graf
zolang door donkere aarde bedolven
zo’n troosteloos aanzien gaf

dan zal het zaad weer vrucht gaan dragen
beschenen door warme zon
en waar wij eerst slechts duister zagen
beschijnt het licht nu de horizon
daar rijst nu het leven uit de aarde
en opent ook het donker graf
Hij die door Zijn dood ons eeuwig leven gaf.

Rondom Uw lijden 4 (opstanding)


In alle vroegte zongen weer de vogels deze morgen
begroetend schone nieuwe dag vol licht en zonneschijn
alsof een nieuwe toekomst nu ontwaakt zonder zorgen
en elke angst verdwijnt voor ziekte, dood of hel en pijn.

De stilte van het graf voor eens en voorgoed verbroken
geen dood zal ooit nog eens het einde van ons leven zijn
ons lichaam eens gestorven maar de geest opnieuw ontloken
bevrijd van druk en last van ‘t zware juk van satans venijn.

Hoe is de angst voor duister graf en zonde nu geweken
de zware steen is afgerold van onze ban en vloek
waar ’t donker heerste is door Zijn opstanding gebleken
dat Hij de zonde van ons heeft verwijderd uit Zijn boek.

Rondom Uw lijden 3 (stille zaterdag


Wat is de pijn die wij nu voelen,
wat is het ondragelijk gemis,
de golven kou die ons omspoelen,
wat is er werkelijk met ons mis?

Waar is de vertrouwde stem
die nodigde in Zijn Vaders woning,
waar is het beeld van Hem,
die wij zagen als onze koning?

Het heilig kleed gescheurd
de hemel is in diepe rouw,
de heilige stad met bloed besmeurd
de lucht gehuld in somber grauw.

Geen vogel in de bomen zingt
de hele aarde zwijgt
’t is al droefheid wat ons omringt
het kwade dat ons van alle kant bedreigt.

Rondom Uw lijden 2 (kruisiging)


Staande aan de voet van het kruis
hoor ik Uw spotters smalen;
“U wilde ieder geleiden naar Zijn huis,
maar Uw Vader komt U niet halen”.

Uw antwoord was zo onbegrijpelijk;
“Vader vergeef hen, zij weten niet.
Wat zijn doen is zo verwerpelijk,
zij doen U daarmee zo veel verdriet”

Hoe kon hij, die gisteren nog bij U zat
van dezelfde dis genoot
de zelfde wijn dronk, het zelfde brood at,
U uitleveren aan de dood

Nog hoor ik Uw laatste woord;
“Vader, in Uw hand beveel ik mijn geest”
Nooit heb ik iets indringender gehoord
Uw grote vertrouwen raakte mij het meest

Op Golgotha


Op Golgotha hingen ook mijn zonden
aan dat houten kruis gelijk met Hem
mijn lichaam vol geestelijke wonden
smeekte vergeving met gebroken stem.

Zijn hoofd heeft Hij gekeerd naar mij
nooit zal ik Zijn zachte blik vergeten
“Mijn kind Ik koop je voor eeuwig vrij
heden zul je met Mij van één tafel eten”.

Hoe schandelijk dat Hij moest lijden
gehangen aan dat kruis voor mij
voor mijn zonden in de hel moest strijden
en maakte mij van alle schulden vrij.

Hoe pijnlijk dat ik niet wilde weten
van Zijn liefde die Hij had voor mij
dat ik het liefste wilde vergeten
dat ook ik hing daar aan Zijn zij.

Onbaatzuchtige vergiffenis


Iedere keer dat ik drie maal
de haan hoor kraaien
bij het rijzen van de zon
vraag ik mij af
hoeveel keer ik U heb verraden
nog voor de dag begon.

Nooit heb ik gezegd dat ik U niet ken
maar ook niet dat ik U wil volgen
en als men het mij vraagt
reageer ik dikwijls verbolgen
dat ik niet die vrome christen ben.
Ik voel mij zo licht belaagt.

Kijkt U straks bij het eerste ochtendlicht
ook, naar dat vuur, om naar mij
doe dat dan bij het eerste hanengekraai
en vraag mij dan; “Wie ben jij?”

Vergeef mij zo U Petrus deed
met in Uw oog de droeve blik;
“Mijn kind zo dikwijls jij je van mij keert,
zo dikwijls heb Ik jou vergeven”

Pascha


Hoe heerlijk als men kan herdenken
bevrijding in feestelijk geluk
geen aandacht hoeft te schenken
aan angst door aardse druk.

Bevrijdt van dictator en overheersing
door God Zelf daar uitgeleidt
uit zware slavernij en verdrukking
als dank voor Hem een offerlam bereid.

Een stoet trekt op dit feest te vieren
te midden van hen rijdt een Man
waarvoor men de weg wil versieren
en hoopt dat Hij Israël bevrijden kan.

Geen blijheid is aan Hem te bespeuren
Hij huilt alsof Hij afscheid nam
Zijn hoofd is niet bij dit feestgebeuren
Hijzelf is het grootste Offerlam.

Als lam is Hij geslacht voor onze zonden
als lam heeft Hij Zijn mond niet opengedaan
door Zijn dood zijn wij allen ontbonden
om gereinigd voor Zijn Vaders troon te staan.

Licht over de dood (Paaskaars)


Een kleine vlam
een lichtje van een kaars
ontstoken door kinderhand

licht ontstoken als een kaars
slechts als kleine vlam
verwarmt ons koud bestaan

dat kleine licht plant voort
in diepste van ons hart
tot groter licht daar gloort

die kleine vlam
die het grote licht ontstak
toen ‘t Kind uit ’t graf verrees.

Mijn eenzame weg naar Emmaüs


Zwijgend in gedachten loop ik het pad
peinzend over al mijn zonden
eenzaam en in rauw gevat
daar ik mijn Heiland niet heb gevonden
in koud en donker graf
waar ik Hem voor het laatst wilde eren
omdat Hij mij zoveel liefde gaf
maar nu moest ik Hem ontberen.

Een vreemdeling kwam naast mij lopen
en sprak over hetgeen was geschied
zei dat ik niet moest wanhopen,
maar wat Hij zei, ik begreep Hem niet.
Toch waren Zijn woorden mij zo bekend ,
kwam Zijn blik mij zo helder voor ogen
maar door verdriet was ik overstemd,
herkende Hem niet in mijn onvermogen.

Gedachten aan Bethlehems stal


De nacht was stil, de herders waakten
een ster stond helder aan de lucht
Engelen zongen, mens en dier ontwaakten
de wereld slaakte een verlichte zucht
De heiland was hen nu geboren
daar in die kleine Bethlehems stal
Engelenbazuinen lieten het horen
dat Hij eens Israëls Koning wezen zal.

Reeds toen duurde de vrede slechts even
Herodes vreesde voor Zijn macht
hij ontbrandde in een vruchteloos streven
heeft de kinderen in Bethlehem omgebracht
Hij wilde toen reeds Jezus doden
was slechts op eigen eer en roem gericht
duldde geen andere koning der joden
maar ontving toen van de wijzen dat bericht.

Al heel snel was die stille nacht vergeten
Die nacht daar in Efraïms stille veld
Niemand wilde meer van het wonder weten
Door de engelenkoren toen verteld
Jezus werd verguisd, gehoond, gepest
al stond men door Zijn wonderen versteld
werd Hij weer door de farizeeën getest.

Jezus bracht niet wat men toen verwachtte
Hij was niet de aardse koning in Israël
En al speelde men toen met die gedachte
Hij weigerde en waarom? Dat weten wij nu wel
Maar de mensen waren toen “des duivels”
want Koning Jezus deed niet hun wil
hun verontwaardigde reacties waren hels
doodden Hem aan ’t kruis, nu is deze zaterdag zo stil.

Onaardse gaven


U hebt belooft dat ook ik mag komen
Op Uw eeuwig durend feest
Aan de dis waarvan wij alleen kunnen dromen
Maar zoals nog nooit op aarde is geweest

U hebt ons genodigd als voorname gasten
Aan te zitten aan Uw liefdesmaal
En zelf hebt U ons de voeten gewassen
Als dienend voorbeeld voor ons allemaal

Zelf hebt U de beker ons aangereikt
Gevuld met Uw vergoten kostbaar bloed
De schaal brood, met Uw geest verrijkt
Met Uw dood hebt U voor onze zonden geboet