God, de schepper


Ergens blafte een hond
een ezel balkte en een paard hinnekte
een merel en een nachtegaal
floten in kruinen van de hoogste bomen
en overal kwinkeleerden en sjilpten
mezen, sijzen en mussen.
Op de savannen brulden de leeuwen.

In de bossen leefden de konijnen
en over de weiden hipte het haas.

Totdat de mens verscheen
en het werd stil, en stiller,
en nóg stiller…. en veel stiller.

En God kwam kijken op Zijn schepping
en Hij zag niets terug.

Toen zei God; “Er zij licht.”
en God scheidde weer water en land,
en schiep weer alle soorten dieren.

Ergens blafte een hond
een ezel balkte en een paard hinnekte
en gelijdelijk schiep God
weer alle dieren en planten.

Hij keek rond en zag dat het goed was.

Maar weer maakte God in Zijn grote goedheid
die éne fout in Zijn liefde en vertrouwen.
Wéér schiep Hij de mens, in de hoop,
dat deze nu zou handelen naar Zijn wet en regels.

Oud en nieuw paradijs


Weet je dat er een paradijs bestaat
Een paradijs vol groen en leven
Een paradijs waar elk van vroeg tot laat
De Schepper dankt Die ons alles heeft gegeven

Hij gaf ons dit paradijs uit puur genade
Vroeg ons alleen dit te onderhouden
Hem te dienen en wars te zijn van het kwade
En het geloof in Zijn liefde te behouden

Maar wij breken Zijn paradijs af
En volgen onze eigen wegen
En nóg geeft Hij ons geen straf
Vergeeft ons slechts met Zijn zegen

Weet je dat er een níéuw paradijs bestaat
Een stad met parelmoeren poorten
Waar Hij ieder mens vol mededogen binnen laat
In die straten van goud en edelsteen in alle soorten

Daar vind een ieder dan gena en rust
En hoeft geen straf of verwijt te vrezen
Dan belandt het leven aan veilige kust
Daar zullen alle tranen uit de ogen gewist wezen

Ware schoonheid


Schoonheid straalt ons te gemoed
Als wij hemelse zalen betreden
In de hemel is straks alles goed
Na wat wij op aarde leden

Een stad gebouwd van louter goud
Omsloten met paar’len poorten
Tempels van blank cederhout
Edelsteen in de mooiste soorten

Ontvangen worden wij met tamboerijn en fluit
En drinken wijn uit kristallen glazen
Elk wordt verwelkomt door de bruid
Leeuw en lam zien wij tezamen grazen

Hoe anders is de hemel ingesteld
Omdat aardse waarde daar niet is
Het is slechts liefde die daar telt
En niemand voelt aan rijkdom daar gemis

Eens was de aarde het paradijs


Eens moet de aarde paradijs zijn geweest
Parken vol palmen en bomen
Lanen met aan weerszijde bloemenfeest
Heldere fonteinen om bij weg te dromen

Overal dieren die vredig samen grazen
Nergens angst, nergens gevaren
Geen criminelen die op winsten azen
De lucht bezwangerd met geluid van snaren

Is eens de wereld zo liefelijk geschapen
Zo vol liefde, zo wonderlijk schoon
Zo zonder haat, zo zonder wapen
En is het heden nu het verdiende loon

Toch blijft het geloof en hoop op liefde
Geloof in een God die zag dat het goed was
Hoop op eeuwige vrede waar niemand griefde
Eens wordt weer de aarde zo ’t paradijs was

Plek van vrede


Er moet een plek zijn
waar palmen wuiven
boven water helder en rein
en watervallen ruisen.

Een plek van eeuwige rust
ontdaan van angst en nood
waar mensen van liefde bewust
elkaar voorzien van brood.

Wie zou daar niet willen wonen
waar geen kwaad is of gemis
en engelen vertonen
dat dit het werkelijke paradijs is.

Zoek samen het paradijs


Overspoel me met liefde en geluk
en wijs me achter verre zeeën land
waar vrede en vriendschap heerst
om daar met jou te leven.

Vlieg me over hoogste bergen
naar oorden van schoonheid
zonder gebreken en rivieren
overvloeiend van liefde gevuld.

Breng me naar die hemelse plekken
ergens waar iedereen wil zijn
en gunt vriendschap en liefde
aan allen en iedereen.

Als we daar zijn aangekomen
met ieder delend liefde en geluk
weten we dat tijd is aangebroken
van het eeuwig paradijs.

Stille plek


Stil zat ik in die hoek met peinzende gedachten
mijn denken dwaalde zomaar ergens heen
ook zat ik op niets of niemand hier te wachten
had behoefte hier te zijn helemaal alleen

mijn oog was naar de verte nergens op gericht
en het was of mijn bewustzijn hier niet toefde
daar midden op die dag in het heerlijk zonnelicht
waren er zo veel herinneringen die mij bedroefden

langzaam zakte ik daar weg in zachte dromen
zag een zaal vol mensen die ik van vroeger kende
tot mijn verbazing wilden ze allen bij mij komen

hoorde mijn vaders stem die zich tot mij wende;
“Zie zoon, de aarde is nog steeds Gods Paradijs.
Die dat steeds voor ogen houdt leeft goed en wijs”

Wie brengt ons weer het paradijs


Waar tuinen vol met bloemen staan
en bomen met de schoonste vruchten
bijen van bloesem tot bloesem gaan
geen wezen een vijand zal duchten
daar moet de eeuwige vrede zijn
die slechts in het paradijs is te vinden
waar alles baadt in zonneschijn
en liefde, zonde zal ontbinden.

Daar dansen wij met hemelschaar
en gaan in bloemslingers gehuld
zijn dan elkander steeds dienstbaar
dienen ieder met eindeloos geduld
en iedereen is daar een winnaar
die overwon de aardse macht
bevestigd door het werk der middellaar
Die heeft ons door Zijn sterven thuisgebracht.

Ontdekking van mijn paradijs

Cross against a sunset background

Als ik door die hof mag lopen
tussen bloemen wonderschoon
over paden belegd met lopers
op mijn hoofd een gouden kroon.
Ja, dan zal ik in de hemel wezen
na een leven vol goedheid en plicht
na mijn dood ben ik gerezen
omdat ik zoveel goeds heb verricht.

Ach, hoe kon ik mij vergissen
daar ik niets dan dorheid zie
ik dacht over eigen lot te beslissen
maar waar is mijn glans mijn glorie
slechts zie ik een ruw houten kruis
en een schare bedelaren
geen gouden kroon bedekt een kruin
en moedeloos sta ik daar te staren.

Maar vanaf het kruis hoor ik een stem;
“Mijn kind blijf daar niet staan dromen,
door Mijn liefde en gena mag je hier komen”.
En ik wist, mijn paradijs is enkel bij Hem.

Paradijselijk vredesland


Nog licht ons hart de gloed der nacht
nog is ons brein slaapdronken
staat reeds de nieuwe dag op wacht
Zijn zon boven de kim te pronken
en wij, wij trachten de glorie te zien
die is beloofd in ver verschiet
overwinning van nachtelijk duisternis
de dag die eeuwig zonneschijn biedt
in paradijselijk land waar vrede is.

Paradijs


Hoe mooi moet de aarde zijn geweest,
door schoonheid, reinheid en natuur
ontworpen, gevestigd in Gods geest,
als parel of diamant, klaar en puur

Het was alles goed naar ’s Heren wens,
zo ver Hij Zijn schepping overzag,
een schone aard voor dier en mens,
waar ieder in Zijn gunst leven mag

Aarde als fonkelende smaragd,
in hemels licht en glanzend groen,
dag om te werken, voor rust de nacht.
maar wij wilden toch beter doen.

De schone schepping braken we af,
wilden alles beter weten dan God,
luisterden naar satan, listig en laf,
verbanning werd ons onzalig lot.

Toch, mochten we op aarde blijven leven,
schonk Hij ons voedsel in overvloed,
wilde voor ons heil Zijn Geest ons geven,
dat de aard aan ’t Paradijs nog denken doet.

Mysterieuze klanken


Alles is ijdelheid opgebouwd in jaren
wijsheid is niets dan gebakken lucht
als water dat verdampt tot nevel
gaan gedachten in de vorm van een zucht
door een bos vol wingerd en varen
waart door de kruinen een zacht gerucht.

Een kreun zélfs als gefluister
van in alle stilte geleden leed
de hoop naar licht, vanuit ’t duister
waar geen mens meer raad mee weet,
toch klinken door ’t lover klanken van snaren,
zoals in het paradijs de wind ook deed.

Op weg naar nieuwe pradijs


Eens zullen bomen weer bloeien
in een weelderige pracht
tussen heldere waterstromen
in licht zo schoon en zacht.

Eens staan bloemen in wondere kleuren
zo men ze nu nergens meer ziet
vullen perken met hun heerlijke geuren
van schone roos tot nederige vergeet-mij-niet.

Eens zullen alle vogels weer zingen
in de hoge bomen en in de lucht
als dank voor alle schone dingen
die zij zien op aard en in hun vlucht.

Eens zullen alle dieren in vrede leven
steeds vredig grazend naast elkaar
door een glans van rust omgeven
vrij en vredelievend zonder gevaar.

Eens zullen de mensen het feest weer vieren
in liefde eerbied en respect voor elkaar
met vriendschap en geluk hun omgeving sieren
dan is eindelijk het nieuwe Paradijs weer waar.

Droom over paradijs

Onder warme zon werd ik wakker

tussen bedwelmende  bloemengeur

op een rijk bloeiende akker

vol bloemen in allerlei kleur.

 

Nog slaperig opende ik mijn ogen

begreep niet waar ik was,

langs de hemel kleurrijke bogen,

een wereld waarin ik vrede las.

 

Door de lucht klonken hemelse tonen

en zang van menig koor

dit was een oord waar ik wilde wonen

zo schoon, zo lieflijk in ’t gehoor.

 

Geen edelsteen of goud

maar slechts liefde en vrede

is wat hier waarde houdt

alsook oprechte bede.

 

Droom verstoord door aards geweld

menselijk werk en falen

hoe wordt Gods liefde niet geteld

omdat wij van Zijn paden dwalen.

Belofte voor eeuwig paradijs


Geen tuin kan ooit mooier zijn geweest
nergens zal men schonere bloemen vinden
daar waar het ooit was één groot feest
tussen mensen vogels dieren hinden.

Nergens op aarde is nog zo’n prachtig licht
als ooit daar op die plek waargenomen
waar God Zijn scheppingstuin heeft ingericht
daar kunnen wij nu slechts van dromen.

Schoonheid zo Hij Zijn aarde heeft toegedacht
vol wondermooie dieren en bloemen
hoe hebben wij het dan zo ver gebracht
dat niemand de plek van ‘t Paradijs kan noemen.

Toch scheen op aarde nog eenmaal die gloed
van hemelse schoonheid en schepping
in die stem door ons gesmoord in bloed
klonk Paradijselijke belofte die nooit voorbijging.