Herfstochtend


Ochtendgloed verdrijft duistere nacht
En kleedt de velden met kleuren
Een deken van het zuiverste smaragd
Overal begint men herfst te bespeuren
De takken zijn behangen met zirkoon
Struiken gehuld in beparelde tooi
Boven de kim stijgt als gouden kroon
Een stralende zon in vol allooi

Over het water hangt nog een witte mist
Een sluier voor de nog jonge dag
Het ritme en metrum voor een componist
Die hier een schone compositie in zag
Tezamen met het wonder der natuur
Van het seizoen van kleuren en geuren
Goudgeel van bomen en een lucht van azuur
Overal charme van schone herfst te bespeuren

Blijf zoeken


Wegen zijn dikwijls te lang
Het doel bijna onbereikbaar
Dalen zijn dikwijls te diep
Het uitzicht belemmerd

Bergen zijn meestal te hoog
De klim te vermoeiend
Rivieren vaak te breed
De overzijde te ver

De zee is onverbiddelijk
De andere zijde onzichtbaar

Ik wil de wegen vinden
Die leiden naar mijn doel
Door dalen en over bergen
Door rivieren en over zee

Om daar te rusten
Onder wuivende palmen
In stralende zonneschijn
Aan blanke stranden

Ik mis mijn doel als ik niet zoek

Vredesdroom


Altijd wil ik de dromer blijven
De dromer die ik altijd was
Over dromen van vree wil ik schrijven
En over de droom die genas

Het was een droom van rust
Die de mens aansprak en raakte
Na ontspannende slaap wakker gekust
Door geest van liefde die over mij waakte

Het was een droom voor alle mensen
Van elke kleur en elk ras
Dat elk voor ieder het beste zou wensen
Zodat heel de aarde het paradijs weer was

Laat mij die droom dus dromen
Die droom van vriendschap en geluk
Waarschijnlijk zal het nooit zover komen
En lijden vele mensen onnoemelijke druk

Laatste toekomst


Zo dikwijls vraag ik
Waar is toch die tuin
Waar zo vaak over wordt gesproken
Vol bloemen en kleuren
Waar vogels de bomen bewonen
Vlinders en bijen
Snoepen van nectar
Een zachte bries door het lover
Klinkt als zachte snaren van harpen

Waar is die wondere tuin
Waar heldere beken
Ontspringen uit kristallen bronnen
Wij elkaar ontmoeten na lang verleden
Dan zullen we zingen in koren
En vergeten alle verdriet

Weersverandering


Niets is triester dan een stad in grauwe regen
Sombere mensen in de straat
Plenzend water door goten en over wegen
Glimmend asfalt ’s avonds laat
Niemand groet of spreekt een woord
Zwijgend loopt iedereen langs elkaar
Zelfs in bomen wordt geen vogel gehoord
De stad is uitgestorven schijnbaar

Maar als morgen de zon weer zal schijnen
Na een gloeiende schijn van kim tot kim
Zal ook snel somberheid verdwijnen
Als een snel vergeten hersenschim
Dan vullen straten weer vol vrolijk leven
Zingen vogels weer in kruinen van bomen
Zullen wij vrienden weer een glimlach geven
En zal doodse stad weer tot leven komen

Nederland

White Egret wading in the dry river and hunting.Great Egret looking for fish in rice field thailand.

Daar voel ik mij thuis
Waar een zachte bries
Riet en water zacht doet golven

Waar wolken langs blauwe hemel
Als witte schapen weiden
Omrand door gouden zonnestralen
Verre horizon bekleed met boerderijen
En aan hoge hemel de buizerd mauwt
In uitgestrekte groene weiden
Beent op hoge poten de ooievaar

De warmte van de dag trilt over velden
En kleurt de kim vaag blauw
Nee, de rust van Hollands polder
Vind je elders heel zelden

Dom geklets

Strong Businessman

Ik ben noch dichter, noch poëet
Ik klodder maar wat op papier
Het bewijs hiervan ziet u hier
’t Is puur lol als u dat maar weet

Maar ik houd wel van het schrijven
Ook al breek ik daarop mijn hoofd
En is er niemand die mij gelooft
Ik zal ze de waarheid wel inwrijven

Dus wat u hier leest is fantasie
’t Is van nul en generlei waarde
Ik maak mij geen enkele illusie

Denk niet dat ik verwachting baarde
Zo nu ben ik weer opgelucht
Ben ik bevrijd van kwaal en klucht

Overgang tussen seizoenen


Zoveel kan ik genieten
Van herfstgetooide dagen
Al zijn velden nog groen
Terwijl bomen herfstkleuren dragen
Alles op de rand van een nieuw seizoen

Zo nu en dan drijven schapenwolken
Langs het hemels Pruisisch blauw
Beschijnt de zon met goud de randen
Velden blijven langer bedekt met dauw

En als de avond valt
Zie ik sterren langs de hemelkoepel gaan
En worden wolkencontouren
Beschenen door het licht der maan

Wonderen om mij heen


Zeg mij niet dat er geen wonderen meer zijn
Alsof de zon niet iedere morgen weer rijst
Zijn licht weer strooit over groot en klein

Nee, zeg niet dat er geen wonderen meer zijn
Alsof geen bloemen bloeien in tuinen of velden
Allen wonderen van schoonheid, groot of klein

A.u.b. zeg niet dat er geen wonderen meer zijn
Iedere dag toont er immers duizenden
Die dat niet ziet leeft alleen met en van chagrijn

Elke dag wil ik weer alle wonderen beleven
Van alle mensen, dieren en bloemen om mij heen
En die vreugd aan iedereen doorgeven

Het pad van hoop


Verloren over velden lopend
Niet wetend waarheen te gaan
Geen richting noch doel
Meest fluitend, dan weer slopend
Steeds voorwaarts niet blijven staan

Ginds licht de vroege horizon
Naar daar loopt ’t smalle pad
Van daar schijnt het licht in brede banen
Daar in de verte schijnt de levensbron
Een kern van warmte in goud gevat

Dit pad is mij generaties lang gewezen
Het is een pad dat de hoop ons leidt
Hier hoeven wij geen gevaren te vrezen
Het is het pad aan vrede geweid
Aan het eind wordt ons de liefde bewezen

Open deur


Een huis, ’t is mijn paleis
Bekleed met tal van borders
Een bloementooi van vele kleuren
Heldere beken rondom
Een rustpunt in overhaaste wereld

De wereld is er dichtgeplakt
Met krantenpapier en bordkarton
Maar de hemel schijnt er helder blauw

Daar is mijn huis
Mijn geriefelijk paleis
Niet afgegrendeld of gesloten
Elk mens is welkom daar
Inheems danwel exoten
Wat maakt de kleur uit van de mensen

Gedachtewolken


Verzen waarin ik mijn gevoel kwijt kan
Of gedachten zomaar uit fantasie
Drijvende woorden of luchtkastelen
Wolken waar ik een engel in zie
Een witte vogel met een lauwertak
De hele wereld één vriendenschaar
Als een paradijs om feest te vieren

Mocht ieder mens hierin eens wegdromen
Zwijmelend over vrede liefde en geluk
Gewoon als vrienden elkaar begroeten
Broeders zonder wrok of jaloezie
Zoals Mozart bedoelde in zijn 15de symfonie

De trein


Een trein dendert door berg en dal
Met steeds hogere snelheid
Niemand weet waar en wanneer hij stoppen zal
Niemand weet noch begin noch eindtijd

De trein, hij dendert door

Langs vele steden, langs vele stations
Een reis van zeer lange duur
Zonder te stoppen bij haltes of perrons
Vanaf vroege ochtend tot avonduur

Die trein, hij dendert door

Eens nadert hij het laatste perron
Daar wordt de reis besloten
Staan wij vol verwachting aan de horizon
Dan is onze levensreis afgesloten

En de trein blijft staan als herinnering

Toekomst


Het is tijd die het leven stuwt
Over en door kuilen en gaten
De tijd die de wonden luwt
Zovelen die we door tijd vergaten

Waar zijn zij die niet meer zijn
Een steen met enkel een naam
Verder wist de tijd de pijn
Iedere herinnering verdwijnt langzaam

Eens zullen we elkaar weer ontmoeten
In herkenning aan elkaar
Vriend en vijand in vrede begroeten
Zingend voor Zijn troon met de hemelschaar