En wáárom


Geen waarheid is gegrond
in hart van menselijk falen
geheel de mens gewond
bij pijnlijk verlies en leed
vergeten wordt medeleven
als eer of roem is te behalen
geen verantwoording weet
of fouten toe kan geven.

Schrijnend zal de oorzaak zijn
van het duister zwijgen
veelvoudig nog de pijn
waar waarheid niet is te krijgen
tot eer en glorie van de mens
voorgoed voor God verzwegen
maar oplicht aan levensgrens.

Roep op de weg naar huis


Het was een stem die ik hoorde
zag daarbij geen enkel mens
een stroom die daartoe behoorde
verwarmde mij toch zo intens

een stem die riep van ver
te komen naar Zijn huis
de weg daarheen was een ster
Zijn zetel was een kruis

de poort die daartoe toegang gaf
was een afgewentelde steen
de toegang tot een open graf
waaruit eeuwig licht ons bescheen

het stond tussen tuinen vol van pracht
omgeven door aureolen van stralen
men kende er geen duistere nacht
niemand zal daar ooit nog dwalen.

Na ons afscheid


Eens als ons afscheid lang zal zijn
en van ’t weerzien wij niet weten
dagen vervult van weemoed en pijn
tijd in angst en zorg versleten
zal dan onze liefde hoogtij vieren
weten we dat toch de tijden keren
dat wij elkaar met bloemen sieren
in die tuin van paradijselijke sferen

leven zal daar opnieuw beginnen
daar in die wonderschone stad
daar zal ieder in liefde beminnen
die hij op aarde niet heeft liefgehad
klinkt die heerlijke engelenzang
in lof en aanbidding geweven
voedt geluk en vrede eeuwenlang
dankbaar en vreugdvol eeuwig leven.

Waar ik het liefste zou zijn


Waar ik het liefst zou zijn, Heer,
is eigenlijk voor mij geen vraag.
Als ik mij tot Uw liefde keer,
de plaats waar ik geen zorg draag.
Die plek, de mooiste in mijn hart,
waart mij vrij van elke smart.

Waar ik het liefst zou zijn, Heer,
er is hier geen ene plek op aard,
waar ik Uw liefde beter leer,
gedachten aan Uw lijden bewaard,
waar ik voor eeuwig wens te zijn,
verlost van ellende en pijn.

Maar eens zal ik daar zijn, Heer,
aan Uw voeten voor Uw troon,
keer ik tot Uw oorsprong weer,
door de Geest mij zo gewoon.
Laat toch nog in Uw schepping,
mij nog éven wachten , Heer.

Tot de dood


Nooit zal ik zoeken
de koude blik
uit jouw ogen
luisteren naar
je harde stem
geen dialoog
ben je mij waardig

al zal ik je handen
niet kunnen ontwijken
jouw adem niet ontgaan
mijn aardse wapens
zullen niet bestand blijken
uiteindelijk zal
mijn overwinning

door jouw nederlaag
in stal en graf

ontstaan!

Leven na de dood


Wat is het leven als er nadien niets is
Een nodeloze martelgang vol ellende
Bij verlies geen verdriet of gemis
Slechts een somber troosteloos einde

Waar leven we voor als er niets was nadien
Dat ons naar rust en toekomst doet verlangen
Geen plaats waar we naar uit mogen zien
Door geen aardse schoonheid te vervangen

Dan zou het leven hier van geen waarde zijn
Wat nu opgebouwd is voor de vrede
Daarvoor was het aards begrip te klein
En voor liefde en steun was geen rede.

En wáárom

Geen waarheid is gegrond
in hart van menselijk falen
geheel de mens gewond
bij pijnlijk verlies en leed
vergeten wordt medeleven
als eer of roem is te behalen
geen verantwoording weet
of fouten toe kan geven.

Schrijnend zal de oorzaak zijn
van het duister zwijgen
veelvoudig nog de pijn
waar waarheid niet is te krijgen
tot eer en glorie van de mens
voorgoed voor God verzwegen
maar oplicht aan levensgrens.