Als ik mij terugtrek naar stil moment,
een moment om alleen met U te zijn
en mij besef dat U mij zo diep kent,
voel ik mij, Heer, zo zondig en klein.
Dan voel ik mij als een heel klein kind
durf niet tot Uw grootheid heen te gaan.
Stilte loeit dan als een hevige wind,
waarin mijn goede voornemens ondergaan.
U sprak Heer; “Laat de kinderen komen,
Ik wil zorgen met liefde en vertrouwen.
Laat hen in grote drommen tot Mij stromen,
op hen zal Ik eens Mijn Koninkrijk bouwen.
Geloof dus met het geloof van een kind,
dat u bij de Vader rust en liefde vindt”.
Als ik alleen loop in diepe gedachten
peinzend over moeilijkheden pijn en gemis
zonder iemand in mijn buurt te verwachten
voelt ’t net of er iemand vlak naast me is.
Iemand die legt Zijn hand op mijn schouder
die roept me heel zachtjes bij mijn naam
wiens stem gaandeweg wordt vertrouwder
en stil loop ik verder met Hem saam.
Hij praat als kent Hij al mijn zorg en gedachten
Hij neemt ze stuk voor stuk bij mij weg
’t is of Hij mij bevrijd van kwade machten
zonder dat ik mijn zonden aan Zijn voeten leg.
Hij spreekt van oorden waar wij samen komen
prachtige kleurrijke tuinen hier ver vandaan
paradijzen waar wij hier op aarde slechts dromen
en waar ieder schepsel ooit eens heen zal gaan.
Maar als ik eindelijk in staat ben om te spreken
Hem wil vragen waar al dat schone dan wel is
Kijkt Hij mij aan ; “Zoek niet in aardse streken.
Zo je Mij niet volgt, loop je dat schone mis”.
Plotseling was Hij geheel verdwenen
maar Zijn stem klonk nog zo lieflijk na
nog kan ik niet vatten dat Hij mij is verschenen
maar ik weet mij opgenomen in Zijn gena.
Ben zo benieuwd wat er ligt over de horizon
Nee, niet na het einder van het zicht
Maar daar, waar zelfs de zon de aarde niet bereikt
Daar ver buiten ’t heelal en buiten ’t licht
Men zegt dat daar geen leven mogelijk is
Daar schijnt noch morgen- noch avondrood
Toch moet juist ook daar zonlicht stralen
Daar licht een stad van schitterend goud
Gebouwen rusten op diamanten pilaren
En hebben gevels gekroond met ivoor
Zilveren fonteinen spuiten uit parelmoeren schalen
Maar niet de schoonheid van het aardse goed
Die men achter die parelen poorten zou verwachten
Het is de zachte hemelse gloed
Die geleden leed doet verzachten.
Niet zomaar op een keer
ben ik begonnen met dichten
’t was tegenslag
wat mij woorden gaf.
Een stem, een overweging,
die vroeg naar mijn verdriet,
of ik de weg niet kende
om verder te gaan.
“Schrijf,”zei Hij,
“Hoe Ik je wil leren,
samen met Mij
verdriet en pijn te keren!”