Winternamiddag


De dag voorbij en duister valt
in mijn brein ontsteekt het licht
van woorden poëtisch uitgestald
die zoeken ritme van gedicht

en voor het buiten donker is
werp ik mistroostig nog een blik
over veld waar ik ‘t zonlicht mis
overvalt weemoed mij een ogenblik

herinner kleur in zomergloed
roep van vogels in de wei
vee door ‘t groene gras gevoed
dat alles komt pas terug in mei.

Winternachten


In zachte sluimering van winternachten
diep dromend over lente en van zomer
de jaargetijden van het hoop’loos smachten
naar dagen van genot als zonnedromer

En horen reeds in onze fantasieën
heerlijk zang der vogels in hoge bomen
genietend deze schone melodieën
hopend op dagen dat die tijden komen.

En rijpe granen wuivend op de akker
het grazend vee bevolkt de groene weiden.
Met verbijstering worden wij dan wakker
daar de dromen met werkelijkheid strijden.

Wij hebben gedroomd van de schone dagen
om kou en wintertijden moedig te dragen.