Zoektocht


Verloren had ik je
in die koude tijd
als bevroren water
toen geen zon scheen
de hemel weende.

De wereld kende
niet meer kleur
het veld was dor
de bomen dood
gesloten hemel weende.

Maar zachte bries
dreef wolken weg
zonnestralen verwarmden
en kleurden het veld
de hemel glimlachte.

Gevonden heb ik je
nu de zon weer schijnt
tussen bloemen op het veld
onder de kruinen van bomen
een open hemel glimlacht.

Mijn stille moment


Als ik mij terugtrek naar stil moment,
een moment om alleen met U te zijn
en mij besef dat U mij zo diep kent,
voel ik mij, Heer, zo zondig en klein.

Dan voel ik mij als een heel klein kind
durf niet tot Uw grootheid heen te gaan.
Stilte loeit dan als een hevige wind,
waarin mijn goede voornemens ondergaan.

U sprak Heer; “Laat de kinderen komen,
Ik wil zorgen met liefde en vertrouwen.
Laat hen in grote drommen tot Mij stromen,
op hen zal Ik eens Mijn Koninkrijk bouwen.

Geloof dus met het geloof van een kind,
dat u bij de Vader rust en liefde vindt”.

Kalveren


Marjan heeft ’t zo te doen met alle lieve koeien
van nakomelingen en ‘t jonge kroost gescheiden
ziet men hen ook dikwijls nog niet heerlijk weiden,
‘t was prachtig als ze daar samen konden stoeien.

Haar partij neemt ’t dan ook enmasse op voor kalfjes.
Tja, wat verwacht je anders ook van die halfjes.