Zo schoon was de ochtend
Dat ik besloot tot een wandeling
Tussen land en water
Op blote voeten door ’t rulle zand
En achterom kijkend
Zag ik dat het water mijn voetsporen
Meenam naar de einder
Ach, dat de wind ook mijn woorden
Meeneemt naar die verre verte
En dat ze stranden daar onder die palmen
Waarin het rulle zand
Iemand ze vindt gelijk mijn sporen