Een engelbewaarder


Op een afstand sta ik te kijken
te ver want ik zie niets
slechts in de verte hoor ik geluiden
maar stemmen onderscheid ik niet

in het duister tast ik de vormen
maar voel de beweging niet
mijn mond vraagt om water
alleen stof waait om mijn hoofd

een zachte drang leidt mij terzijde
als plots de hel openbarst
waarna een milde dauw als regen
mij weer midden in het leven plaatst.

De aarde en het nieuwe verbond

SONY DSC

Als slanke handen die zacht de snaren strelen
En toveren welluidend klanken in ’t gehoor
Terwijl bladeren ruisen als fuga in een koor
En duizenden vogels een adagio kwelen

Zo streelt een zachte bries door kruinen der bomen
En zonnestralen vallen door het groene dek
Aan rust en vredige gevoelen geen gebrek
In paradijs’lijk woud om tot jezelf te komen

Hier bemerkt men nog de ware scheppingssfeer
Waarmee God de aarde vroeger heeft ontworpen
Hier voelt men het gemis en eenzaamheid veel meer

Van het paradijs waaruit wij zijn verworpen
Maar ’t verzekerd ons ook van Zijn nieuw verbond
Dat Hij sloot toen Hij Zijn enige Zoon ons zond.

Voetstappen en woorden


Zo schoon was de ochtend
Dat ik besloot tot een wandeling
Tussen land en water
Op blote voeten door ’t rulle zand
En achterom kijkend
Zag ik dat het water mijn voetsporen
Meenam naar de einder

Ach, dat de wind ook mijn woorden
Meeneemt naar die verre verte
En dat ze stranden daar onder die palmen
Waarin het rulle zand
Iemand ze vindt gelijk mijn sporen