Ik wil dobberen op de stroom
drijven in de wind
getrokken als een magneet
naar de plaats
waar ik jou vind
gaan we dan samen die weg
van liefde en gelukzaligheid
als twee herfstbladeren
die kringelend gaan
met opgewonden blos
vleien aan het einde van ‘t pad
teder tezamen naast elkaar,
moe van zwieren, in het mos
daar in gedempte zonneschijn
dat gebundeld door kale takken valt.