Wie heeft de vorm in hand die jou geweven heeft
Het schoon vervaardigd, vlekkeloos, gelijk geen wezen
Daar nooit de aardkorst zulk een schone sterv’ling geeft
Zelfs Venus zal jouw schone slanke lichaam vrezen
Geen ranker taille hult mijn oog, noch voller buste
Nooit eerder zag ik zachter welgevormde hand
Nog nooit zo honingzoet de lippen die ik kuste
O schone schepsel, geef jou heel mijn hart in pand
Niemand beminde ooit een schoner maagd dan jij
O bloem, in eigen tuin met liefde daar geplant
Zo heerlijk open onbevangen lief en vrij
Aan jou, o schoonste, heb ik ziel en heil verpand
Nooit groter trouw dan jij bewees in vele jaren
Kan men bij geen enk’le schone nooit vergaren