Als doorzichtige tule over weiden
Bestrooid met stralen blinkend goud
Komt vanaf ‘t water zich verbreiden
Vult met zilverstralen ’t schemerwoud
Drapeert in plooien verre landerijen
Golvend op een zachte koele wind
Terwijl in bos eerste blaadjes zich vlijen
In warme herfstkleuren reeds getint
Overdekt door blauwe hemelboog
Waarlangs de witte wolken zweven
En vogels stijgen naar omhoog
Al schoonheid wat ons wordt gegeven
Waarom zou de herfst somber voelen
Nog fladderen vlinders langs mijn balkon
De temperatuur mag dan wat verkoelen
Nog steeds geniet ik van de najaarszon.