Hoe graag zou ik willen dichten
in klanken die zweven
op lucht of drijven op water
over velden en bossen
in ritmische tonen
als door een componist
geschreven op noten
wuivend als korenakkers
deinend als zee tot de horizon.
Dan ontvangen de echo
als lach van een kind
zuiver, ontspannen
misschien nog naïef
maar oprecht en eerlijk
vanuit pure natuur
door ruisende bossen
klinkend van verre
de roep, “Ik heb je zo lief”.