Hoe graag zou ik willen dichten
in klanken die zweven
op lucht of drijven op water
over velden en bossen
in ritmische tonen
als door een componist
geschreven op noten
wuivend als korenakkers
deinend als zee tot de horizon.
Dan ontvangen de echo
als lach van een kind
zuiver, ontspannen
misschien nog naïef
maar oprecht en eerlijk
vanuit pure natuur
door ruisende bossen
klinkend van verre
de roep, “Ik heb je zo lief”.
Schitterend zakt de zon
als rode bol achter de kim
de horizon, één rode gloed,
het nachtegaalconcert
begint in de kikkerpoel
terwijl andere geluiden dempen.
In de eik overstemt de ware
zijn boeren naamgenoten
over het reeds nevelig land
scheren nog lage zwaluwen
om in razende vaart insecten
rond enkele koeien weg te pikken.
Vanaf het nog broeierig terras
zit ik dromerig na te genieten
terwijl langzaam de zon verdwijnt
maan en sterren de hemel sieren
en als ik naar binnen ga
zingt nog de kikkerpoel en
wordt door de eik overstemd.
De jonge nacht ontsteekt de sterren
zachte broeierige wind steekt op
bij stemmig licht van kaarsen
bijgeschenen door helder maanlicht
proeven wij de sfeer van zoele avond
schoonheid van Afrikaanse binnenland
zacht weerschijnt het flakkerend licht
in fonkelende glazen wijn op tafel
onze handen verstrengelen zich
tijdens weinig woorden die wij spreken
alsof geluk opnieuw geboren wordt
terwijl de zon achter horizon is verzonken.