Net zo’n nacht


Als daar die ster schijnt
boven het stille veld
aan duistere nachtelijke hemel
herders hun schapen hebben geteld
en in die kleine stal
het zwakke licht weerkaatst
blijven de velde leeg

geen engelen zingen meer
het “Gloria, lof zij de Heer”
alleen sterren die nog licht verspreiden
hoog in het ruime firmament
en in de stal staat slechts os en ezel
bij het zwakke licht van een lantaarn
niemand meer die hen nog kent

maar als de hemel duister is
slechts verlicht door sterren
over de velden duisternis
laait in mijn ziel nog licht van vuur
van hoop eens op het veld gegeven
toen de engelen zongen van vergiffenis
en vanuit de stal scheen eeuwig leven.

Eerste winterteken


Het licht gedempt in ochtendschemer
doet denken aan komende herfstdag
grauw gehuld in flarden mist
somber met slechts flauwe zonneschijn
en witte door rijp bedekte velden

een vage lichtend rode lijn
in verte niet te benaderen
trekt strepen in bogen langs een gewelf
met kleuren in velerlei tinten
beloven de dag de eerste winterkou.

Een ouder, een zorg


Spiegelglas vertelde mij
waarheid van het leven
mijn oogopslag zo vrij
heeft geen dag teruggeven.

Mijn hoofd nog fier geheven
mijn hand nog vast en sterk
toch niet meer zo bedreven
in alledaagse noeste werk.

Niet gelaten wil ik mij geven
aan gemijmer of gedachten
maar actief wil ik nog leven
met afleiding pijn verzachten.

Gooi spiegelglas aan scherven
aanschouw de realiteit
mijn leven wil ik niet bederven
door zelfbeklag of andere futiliteit.