Altijd morgen


Ergens heb ik je ontmoet,
een vluchtig zijn,
een stille groet,
een zucht als refrein.

Een oogopslag,
zo even zijdeling
verholen lach
toen jij voorbijging.

Ik zag jouw open ziel
in het licht
dat uit je ogen viel
je was een gedicht.

Eenmaal heb ik je ontmoet,
we zeiden beiden niets
toch bij een volgende groet
zeg ik jou wel iets.

Driedimensionale vaart


Gisteren zijn we gestrand
aan de oever
van vlak spiegelend meer
kwamen door windstilte
en averij niet verder

vandaag varen we wel,
vergeten tegenslagen
trotseren dan storm
en tegenwind
tot we niet meer wagen

morgen richten wij de steven
met wind tegen of in ’t want,
zeilen bol of gereven,
naar toekomstig
nieuw te ontdekken land.