Hoe dikwijls heb ik niet jouw figuur bezongen
De lof geuit over de klanken van jouw stem
Misschien in termen als die van een kwajongen
Maar door jouw charme gedraag ik mij zo adrem
Nog ben je voor mij een vlinder in het voorjaar
De tere bries die zacht het riet doet wuiven
Verkoelende wind zacht strelend door mijn haar
En langs het strand het zand speels op doet stuiven
Ik bemerk jouw aanwezigheid alle dagen
Jij geeft mij steeds weer blijdschap en levenslust
Steeds kan ik aan jou weer inspiratie vragen
Vanaf de ochtend tot jij me welterusten kust
Mijn trouwe muze ik ervaar jou overal
Ik wil niet denken dat ik jou eens missen zal.