De uren, die met zachte handen kweken,
De waan, dat ieder lijd’lijk eer bereikt
Zij zullen, reeds zo dikwijls al gebleken,
Verguisd, vergeten, zij zijn nooit geijkt
In levensstormen noch door tegenslagen
Hun lot gelegen in vergetelheid
Zal nimmer zware lasten kunnen dragen
Voor wie op deze bouwt in sulligheid
Door noeste handen zullen uren kreunen,
Gevormd worden tot sprekend beeld of woord
Niet zelden zal betekenis doordreunen
Als klokgelui door iedereen gehoord.
Die uren geven werk’lijk vast vertrouwen
Een stevig grondvest, jaren op te bouwen.