Zo vaak zie ik ’s ochtends glorieus het licht
Van zon de einder zacht in gloed beschijnen
In pracht gelijk een bruid haar stralen richt
Waar duist’re nacht en bit’re kou verdwijnen
Mij lacht je schijn zo vele dagen toe
Doch menigmaal verhult een wolkendek
Je oog aan mij als ben je ‘t schijnen moe
Afwezigheid van ‘t licht is mijn gebrek
Weer droev’ge wolk die uw gelaat bedekt,
De duist’re dag een ogenblik verwekt,
De vreugd en ware levenslust onttrekt
O licht, een bron van liefdevol respect,
Vanaf de vroege ochtend, licht zo zacht,
Ben jij mijn energie tot val der nacht.