Muze van-tot


Hoe vaak bewonderde ik niet de ochtendgloed
De gouden glans die de horizon besproeide
Over smaragdgroen veld werd nieuwe dag begroet
Terwijl over ‘t stille meer ’t licht met golfjes stoeide

Schone belofte vanaf ’t eerste uur der dag
Gesteund door allereerste prille vogelzang
Verwekte bij ’t vroeg ontwaken een blijde lach
Die blijft de hele dag tot aan zonsondergang

Wees jij daarna bij nacht mijn heldere maneschijn
Die sterren strooit langs het duister firmament
En wil de hele verdere nacht ook bij mij zijn
Omdat er geen ander is die mij zo goed kent

O muze al besta jij alleen in mijn fantasie
Van ochtendgloed tot ochtendgloed ben jij mijn poëzie