Gevoelens


Brandende winden door lucht over water
loeiend als stormende eb en vloed
in golvende gevoelen van pijn en verzachting
vlammende hoogten en dalen tussen golven
af-en-toe zicht op ruisende velden met graan
en witte zeilen over blauwe meren
waar kabbelende golven hun ritme slaan
gedreven door getemperde lauwe bries.

Wachtend op avondstille verkoeling
van wind en brand langs randen van velden
en rusten langs zee op gouden stranden
niet meer voelend pijnen die zoeken verzachting
vlammen geblust en dalen geslecht
enkel witte zeilen over kabbelende golven
die ritme slaan tegen gestroomlijnde boeg
van schip dat zich laat stuwen door warme bries

Dagencyclus


Ontbrekend licht in nachten
en donkere schaduwen
zonder gezicht of vorm
zuchtend tot de ochtend
waarin duister weer zwicht.

Tot lijnen langs de horizon
die nachten weer breken
en dageraad vormt gericht
zichtbare rand en vormen
in langzaam reizend zonnelicht.

Zo volgen dagen nachten
beschenen door zon
sterren en door maan
zal ook het leven in gedachten
in duister en bij licht verder gaan

Als je niet verder kunt


Het is de eigen weg die je steeds mag gaan
niemand zal om de redenen vragen
als je alleen eigen zorg wil dragen
maar kom niet met verwijten bij Mij aan

er zijn zoveel zaken die je leven belagen
waarvoor niemand ooit garant zal staan
dat je ze niet zult kruisen in je levensbaan
die mogelijkheid ligt niet in Mijn behagen

kom draai je om, rijk Mij je handen aan
een pad zonder Mij is niet te dragen
als Ik je leid zal het lopen beter gaan

dan kun je vorderen zonder te klagen
en hoef je niet steeds doelloos stil te staan
als je niet verder kunt zal Ik je dragen.

Alleen vooruitzcht geeft hoop


Hoe troosteloos kan de aarde lijken
in het late gure herfstweer
als de bloemen onder kou bezwijken
en de zon schijnt bijna niet meer.

Hoe droevig zijn dan de mensen
die niet vertrouwen op betere tijd
en klagelijk zijn hun wensen
met Uw bedoelingen zeer in strijd.

Hoe schoon is het vooruitzicht
dat ieder jaar ons weer toont
gewezen vanuit Uw schone licht
dat eens ons geduld wordt beloond.

Zoals ook na ’s werelds donkere dagen
door kou en leed, weer zon zal schijnen
zal na een moedig lasten dragen
alle pijn en angst weer verdwijnen.

Zullen ook na onze aardse onlusten
onze lichamen te ruste eens gaan
bij U in hemelsparadijs onze zielen rusten
en daar in Uw hemelse tuinen staan.

Zicht op verleden


Stil gaan de beelden voorbij uit het verleden
een leven lang van uur tot uur, dag tot dag
regelmaat van de klok met een traan of lach
trekken langzaam één lange rij tot op heden

en zwijgend denkend aan die tijden van toen
toen jeugd en toekomst nog volop naar ons lachten
overvallen mij soms sombere gedachten,
vragen of ik het allemaal nog zo zou doen

ik wist niet beter, ‘t waren andere tijden
dagelijks heb ik gewoon mijn plicht gedaan
zo goed mogelijk mij aan mijn taak te wijden

bij andere aanpak heb ik nooit stil gestaan
ik ben tevreden over wat ik heb verricht
nimmer waren mijn daden destructief gericht.

Als herfstbladeren


Laat mijn woorden kleurrijk vallen als van bomen
uit kruinen in de nevelige herfstbossen
op drassige bodem en de zachte mossen
waar ik deze zomer van voorjaar lag te dromen

bewaar ze als zaden in vruchtbare aarde
en dek ze straks toe met smetteloos kleed
dat ze in lente ontkiemen en iedereen weet
dat ik gedachten in pennenschrift bewaarde

dat ze uitspruiten zoals het frisse groen
op vruchtbare akkers in regels en rijen
zullen wassen en rijpen in groeizaam seizoen

in weer en wind en zonlicht volop gedijen
laat mijn woorden waaien als het kleurrijk blad
door herfstbossen die ik altijd heb liefgehad.

Maandag, marktdag


Boven het geroezemoes van de markt
beierde het carillon hoog in de toren
kooplui prezen hun waren in de kraam
voddenman op klompen riep om lompen
ergens hoorde je paard en wagen gaan.

Daartussen liepen wij als boeffies
verstoppertje spelend tussen de kramen
of hielpen de groenteboer samen
z’n handkar duwen tegen een hoge brug
kwamen met rode koppen en appel terug.

Maar net op tijd haalden we de school
om braaf in leerboeken te verdiepen
dat daar iets van kwam was “Apenkool”
niemand die zich nog concentreren kon
op de markt hoorden we nog ’t carillon.

Gebonden aan twijfels


Steeds aan twijfels gebonden
vaag begrip en onzekerheid
aan die wetenschap verbonden
belanden in tweespalt en strijd

blijvend naar waarheid graven
door die twijfel aangezet
zoeken naar innerlijk beschaven
in norm en maatschappelijke wet

daarom zal ik twijfel niet weren
te komen tot begrip en zekerheid
door mijzelf te reflecteren
in een stille inwendige strijd.

Opmerkzaam wezen


Luister naar stilte op de velden
luister naar ruisen in het bos
naar kabbelend water in de stomen
ritselen van wuivend riet

hoor wat de stilte heeft te vertellen
de stem die fluistert in de bomen
kabbelende beken zacht ontvouwen
waarvan wuivend riet wil dromen

zie de zon dit al beschijnen
en verwarmen met haar gloed
laat dit niet allemaal verdwijnen
wat bij de schepping was zo ‘t moet.

Schepping nu


De groene kleuren in de velden
ruisend blad der hoge bomen
kleurenzee van bloemenpracht
zonnewarmte om tot rust te komen

maan en sterren in de nacht
bergen zeeën rivieren meren
een kind dat blij naar het leven lacht
om alle wonderen te zien en leren

wat zal dan heel het leven anders zijn
dan de schepping iedere dag
’t zij bewolkt of bij zonneschijn
waarin ik mij steeds verwonderen mag

zo is dan in ieder klein stukje leven
dat ene sprankje goddelijkheid
vanaf de schepping ons gegeven
ook in mij aan die ene God gewijd.

Ode aan licht en kleur


Denken wil ik in kleuren
van regenbogen
mijn gedachten vlinderstil
in de wind laten vliegen
tussen bloemenpracht
en op zonschijn wachten

rusten zal ik in stille nachten
onder blad van kastanjebomen
schuilend voor regenstromen
tot horizon ’s ochtends licht
bloemen knoppen ontvouwen
schepping als één gedicht.

Herinnering aan mijn polder


Meerdere malen dwaalt mijn gedachte
naar de polder waar ik ben geboren
waar ik door velden zwierf in ochtendgloren
de zon vanaf de horizon mij toelachte

dan zie ik witte wolken door blauwe lucht
herinner mij nog vage bossen langs de kim
een verre struik als een nevelige schim
hoor de weidevogels in hun ochtendvlucht

nog stijgt de zon daar dagelijks over velden
en is het gras er nog steeds even groen
veel heeft voor economie moeten ontgelden

het weidse uitzicht is niet meer zoals toen
weiden zijn doorsneden met wegen en spoor
en nergens ligt er stilte meer zo in ’t gehoor.