Het is zo vaak gezegd
niet de weg te gaan
die ik heb gekozen
met blinde ogen
langs peilloos diepe ravijnen
over overvolle wegen
zonder richting, zonder doel
zwervend en geen horizon
waar de ochtend daagt
met vlammend gouden randen.
Het is zo vaak gezegd
niet de weg te gaan
die ik heb gekozen
met blinde ogen
langs peilloos diepe ravijnen
over overvolle wegen
zonder richting, zonder doel
zwervend en geen horizon
waar de ochtend daagt
met vlammend gouden randen.
Zijn ijdele waan als klatergoud gerezen
Door ’t glanzend spiegelbeeld voor zijn beneveld oog
Zijn verbeelding niet door waarheid te genezen
Geen eenvoud waar hij in nederigheid voor boog
Een schoonheid, trots van aanzien en gestalte
Ver verheven boven alle plebs en volk
Met intelligentie van zeer hoog gehalte
Zijn woorden dikwijls scherp als een geslepen dolk
Maar zie het lijf wordt ouder en gerimpeld
Het spiegelbeeld glanst nog maar wordt bedekt door stof
De geest wordt langzaam oud en versimpelt
Het aanzien, eens zo fier, ontvangt niet meer lof
Als een bloem, eens aanbeden door godinnen
Verteert zijn trots en klatergoud vanbinnen.
De stof van het woord
is weefsel van gedachte
gesponnen in verleden
richtend op morgen
behouden door vandaag
verpakt in literaire klanken
verbonden aan romantiek
hoog verwachtend
standaard van illusie
of dat lukt is de vraag.
Als we nu eens zelf
Tot een oplossing
Van onze eigen problemen
Zouden kunnen komen,
Zouden we – misschíén –
Heel voorzichtig
Een begin kunnen maken
Met het oplossen
Van de problemen
Bij ons in de buurt !
Je staat versteld
Van de wolk stoom
Die een druppel water
Veroorzaakt
Op een gloeiende plaat.
Broeierig blijft warmte hangen van de dag
zachte wind geeft geen verkoeling
aangenaam is ’t toeven op terras
in vredige rust luisterend
naar schuchtere tonen van de nachtegaal
in de verte mengen zich zachte klanken
van viool en hobo als wonderbare compositie
tussen uitersten oermuziek en cultuur
al genietend zit ik zo te soezen en dromen
tot de zon plaats maakt voor de maan
de dag neemt afscheid in nevel
alsof de aarde met sluier wordt bedekt
herkenbaar versierd in doorschijnend franje
in schoon gewaad bereid de zomerbruid zich voor
haar minnaar met blijdschap te ontvangen
Graag zou ik zingen als een nachtegaal
In het licht der sterren en de maan
Maar weet niet vanwaar ik de noten haal
Die ik nergens op papier heb staan
En daar ik ook niet als een merel fluit
Nauwelijks kan krassen als een kraai
Ook zie ik er niet als paradijsvogel ut
En krijs maar wat als een Vlaamsegaai
Misschien ziet men een spotvogel in mij
Die zo maar vals zijn liedje kweelt
Maar een koekoek ben ik niet die het ei
Uit andermans nestjes steelt.
Wij slepen voort door eindeloze woestijn
Door brandende verzengende vlakte zand
Waar uur tot uur alle dagen zelfde zijn
Evenals onmetelijke zee zonder strand
Het maakt in ’t leven geen wezenlijk verschil
Of dagen door hitte of kou worden bepaald
Waar het werkelijk om gaat is de vaste wil
Dat men het gestelde doel aan ’t eind behaald
Het leven wordt bepaald in voor- en tegenspoed
Al reizend door dorre vlakte of over zee
Waar zon genadeloos brand of felle storm woed
Het is het pad van ons levens procédé
Waar zand en zee elkaar als strand ontmoeten
Daar zullen wij ‘t doel aan ‘d horizon begroeten.
Het licht,
niet op te sluiten,
niet te verbergen,
dringend door wolkendek,
en door nevel,
niet alles ontsluierend,
maar aanzettend,
te zoeken naar elkaar !
De lucht,
over tot achter de horizon,
niet strak en blauw,
hier en daar, een wolk,
geen orkaan,
geen windstilte,
slechts een briesje,
gedreven naar elkaar !
De warmte,
geen hitte,
of ijzige kou,
niet dorst verwekkend,
niet schuilend in schaduw,
niet “bakken” in de zon,
maar gewoon,
omarmend, elkaar !
De zee,
groot en diep,
geen vlakte,
maar rusteloos,
geen stranden,
en geen oevers,
slechts een doel,
vrede bij elkaar !
De zon,
niet verzengend,
slechts verwarmend,
aanwezig, dag en nacht,
door aardse schaduw verduisterd,
garantie voor leven,
in liefde één verbinding,
God en mens, tot elkaar !
Je voorzegt je komst
langs scherpe randen
zacht streelt je adem groen
voel ik je handen
langs me strijken
en kom je in tule
over donker veld
lichtend in zee van kleuren.
Zacht hoor ik je stem
door zang van vogels
een melodie vol klank
stilte beroeren maar niet storen
verblijdend door een lach
met heerlijke belofte
voor wonderschone dag
nooit hoeven we je te zoeken.
Steeds zweef je om ons heen
in tal van wonderen
je zeilen bollend
boven boom en struik
met rust die je uitstraalt
door warmte van je gouden kroon
en bij tijdelijk afscheid
wens je rust met vogelstem.
Wil dichten over leven,
over liefde en geluk
over dagen ons gegeven
wil dichten over dieren
op aarde, in zee,
of ergens in de lucht
wil dichten over vrede
wat dikwijls
zo onmogelijk lijkt
zingend wil ik omarmen
hen die eender zijn.
Een heel goede chef-kok uit Zwolle
ook heel dikwijls genoemd “De Bolle”
kwam in diepe dip
bij braden van kip
die kakelde als dwaas en dolle.
Slank als een hinde
haar ogen amandelen
bruin geroosterd
haar ravenzwarte haar
tot over de schouders
sensuele mond
steeds gevormd
tot flauwe glimlach
een figuurtje
één en al élégance
bewegingen gracieus
als een hert.
Eva?
Ik weet niet
hoe ze heette
maar voor mij
was ze de eerste vrouw
op aarde
en ik heb haar
nooit weer gezien.
Maar ik ben
Adam dan ook niet.
Hij stond voor ’t kamerraam
die oude mooie kastanjeboom
en benam de hele zomer zon.
We genoten buiten van hem saam
in die schaduw als ’t even kon.
Ach hij had ook nadelen beslist
hij trok wel veel ongedierte aan
maar toch lieten wij hem staan.
Helaas heeft hij z’n taak voltooid
de nieuwe bewoners
hebben hem gerooid.
Ach was ik werkelijk zo ik lijk
Een man van plezier en jolijt
Voelde ik mij zo vrolijk en zo rijk
Niet gebonden aan plaats of tijd
Ik lach, zing en dans
Mijn humeur steeds in balans
Maar ik ben niet macho zo ’t lijkt
Want achter de coulissen
Ben ook ik een mens, zo blijkt.
Ik zou willen wonen op een onbewoond eiland
met palmen en stranden van parelwit zand
door Pruisisch blauwe zeeën omrand
iedere morgen genieten van muziek uit bomen
heerlijk de hele dag onder palmen dromen
dat lieftallige engeltjes bij mij komen
dan zou ik daar leven als Robinson Crusoé
uitziend op het strand over verre zee
van rumoerige wereld geen idee
levend in een hut die geen sterveling vindt
energie zou ik stelen van zon en wind
leven met een vrouw die mij bemint
iedere nacht zou dan voor mij Vrijdag zijn
in romantisch tropische maneschijn
samen drinkend cocoswijn
ja van een onbewoond eiland kan ik dromen
met blanke stranden en palmbomen…..
maar dan moet wel ieder week…..
de bakker, slager en kruidenier ff langskomen.