Vanuit grotten heb ik naar buiten gekeken
Gesmacht naar lucht en licht
Ik zocht een weg, een deur om uit te breken
Maar waar ik heenging, de poort was dicht
Ik smachtte naar de blauwe hemelboog
De warme straling van de zon
De ruime velden rond mij in het oog
De schepping te genieten als de levensbron
O geef mij dan de adem van een zachte bries
Die over velden en door wouden strijkt
Een milde regen die de aarde wies
Het gevoel van geluk dat niet van mij wijkt
Geef mij de vrijheid, open mij de poort
Sluit, voor goed, de grot waar ik was opgesloten
Geef mij een open deur, een woord,
Geborgenheid zo ik ook vroeger heb genoten.