Zacht ruisten bomen in bries onder voorjaarszon
In kleuren en geuren van jeugd en levenslust
Een wereld waar opnieuw ‘t jonge leven begon
In schaduw van bomen die noden tot rust
En ’t lommerrijk lover zwierde zacht in de wind
In pastelgroene tinten als schitterend smaragd
Aan menig tak die hen met stoere boom verbind
Zo ruiste en zong het stille woud dag en nacht
Nu buigen de kruinen onder gierend geweld
Huilt de wind door kalende takken der bomen
De bladeren dansen hun allerlaatste dans
En zelfs worden hier en daar bomen geveld
De dieren schuilen voor hun winterdromen
Pas na de winter komt alles weer in balans.